Je gijzelt al weken mijn gedachten.
Ik wilde dat je uit mijn hoofd waaide, zodat ik verder kan met mijn stageverslag.
In plaats van nadenken over een samenzijn met een fles wijn.
Je gezicht verscheen in dat van iemand anders vandaag bij de Oude Gracht.
Je handafdruk voelde ik opeens nabranden op mijn been. Kort. Krachtig.
Geluk is voor anderen.
Nadenken is stilstaan.
Waar zou je zijn?
Wat zou je doen?
Wat zou je denken?
Kom ik erin voor?
‘Geluk is voor anderen.’
Dat was wat je zei.
Opgezwollen behoeftes.
Ontlast je verlangens.
Je praatte altijd in raadsels.
Ik begrijp nog steeds niet wat je van me wilde toen je hand op mijn been verscheen.
Warm. Stevig. Te vertrouwd.
Je keek me niet eens aan, maar je bloosde.
Je hand op mijn been verraadde je intentie en ik begreep er niets van.
Dus toen ik aan collega’s vertelde: ‘Hij legde een hand op mijn been en begon te blozen’, begon er een film die ik niet meer kon stoppen.
Je schreef mij op verzoek van de rechter nog een brief waarin je sorry zei.
Je hoopte dat je daardoor mocht blijven.
Maar je verloor wat je zo dierbaar was in je leven.
Je had een goed punt over je eigen leven: geluk is voor anderen.
Nu snap ik wat ik zelf wilde.
Die hand van jou op mijn linkerborst.
Ik had sorry moeten zeggen. Ik had niet aan anderen moeten vertellen over je hand op mijn been. Want ik vond het echt fijn. Ook al zeiden anderen dat ik niet in de positie was om zoiets fijn te vinden.
Ik voel je handafdruk nog steeds. Ik wil je een kus geven en gekust worden. Maar je blokkeerde mijn nummer toen ik contact met je zocht met de openingszin: ‘Wat een gedoe hè.’
Sorry.
Elke maandag een kort verhaal in je inbox. Deel deze tekst gerust op social media met je voyeurs.