Je vond mijn huis in Tuindorp. Bij het spoor, naast van die torenflats.
Een trap op. Via de galerij langs alle deuren en ramen die hetzelfde leken.
Nummer 274.
Een tweekamerflatje met een aparte keuken en een badkamer en toilet in één. Ik de kleine kamer. Maaike de grote.
Toen ik de sleutel in het slot draaide, keek ik via het keukenraam naar binnen en zag via de glinstering van de koelkastdeur een schim bewegen. Maar niet die van Maaike. Deze schim leek groter. Mannelijker.
Toen ik de deur open had gedaan, kwam een muffe vuilnislucht me tegemoet. Een geur die ik maar al te goed kende van vroeger, bij ons thuis.
Zo riekt armoede. Zo riekt zelfverwaarlozing.
‘Hoi?β vroeg ik. De schim kwam te voorschijn.
Een oudere man, in pak. Grijze haren. Netjes in model. Hij kwam me bekend voor, maar ik wist zeker dat ik hem nog nooit had gezien.
Ik knikte met mijn hoofd, liep de keuken in en pakte mijn tas uit. Halfvolle melk. Een tros tomaten. Netje met uien. Spekjes in twee plastic bakjes. Spaghettimix van Knorr. Pringles Cheese & Onion. Een blikje Coca-Cola vanille.
Doen alsof hij er niet was, terwijl ik in mijn hele lijf zijn aanwezigheid voelde. Dat gevoel dat je bekeken wordt.
βZiggyβ, zei de man.
That’s what they used to call me. Ziggy. That was my name.
βJa?β zei ik.
Ik draaide me om. De man haalde uit de binnenzak van zijn jas een lange, dunne, blauwe envelop en overhandigde die aan mij. Ik pakte hem aan alsof het de normaalste zaak van de wereld was.
βIk zal het kort houdenβ, zei hij. βHet leven is vrij eenvoudig voor jou op dit moment. Of je betaalt de schade in mijn huis. Of je vertrekt aankomend weekend uit dit huis.β
βIs dit een afscheidsbrief van Maaike?β vroeg ik.
βEen brief van onze advocaat met het verzoek om geen contact meer op te nemen met haar. En de keuze die ik je net gaf.β
Ik keek naar de envelop met een wit label met mijn naam erop gedrukt: Ziggy Blank.
βDe keuze?β vroeg ik.
βBetalen of hier vertrekken.β
βOkΓ©β, was wat ik zei. Wat kon ik anders?
Ik deed de prullenbak open door met mijn voet op het pedaal te staan en ik liet de brief erin verdwijnen door mijn voet er weer vanaf te halen.
Noem het een impuls.
Noem het een statement.
βWaarom doe je dat?β vroeg hij.
βJe hebt me toch al verteld wat er in stond?β en ik glimlachte zo gemeend mogelijk.
De wenkbrauwen van de man gingen nog meer naar beneden. Hij humde. Zijn gezicht begon rood aan te lopen en hij begon heftig te gebaren met zijn handen. βJe denkt dat je het leven begrijpt met je dikke middelvinger naar iedereen. Maar wacht maar, jongen. Het leven gaat je recht in de ogen aankijken en dan zul je pas beseffen dat je er nooit iets van begrepen hebt. Hoor je me? Je hebt er niets van begrepen!β
βWat valt er te begrijpen dan?β vroeg ik oprecht verbaasd. βWe zijn sterfelijk. Dat is de enige waarheid. We sterven allemaal. De rest is tijdelijk vermaak.β
Maar dat ik zei ik niet. Natuurlijk zei ik dat niet. Ik zei gewoon βOkΓ©β met zoβn beteuterd gezicht.
Toen vertrok hij door de voordeur zo hard mogelijk dicht te trekken dat het enkelglas natrilde.
De gehele kooksessie in de keuken bedacht ik slimmere antwoorden dan mijn βOkΓ©β.
Ziggy de slappeling was helemaal niet gestorven. Hij was nog volledig levend.
Maaike.
Ze woonde hier als eerste. Toen kwam ik. Omdat zij weer iemand kende die Xander kende. Slechts één telefoontje was genoeg om haar te overtuigen dat ik de nieuwe huisgenoot mocht worden.
Ik zei de magische woorden: βSchoonmaken is mijn hobby.β
Een paar dagen later deed ik hier beneden de deur van de bestelbus open die Xander via zijn werk had geregeld. Samen mijn meubels naar boven sjouwen. Zij stond, spiekend door de kier van haar deur, te kijken naar hoe ik eruit zag.
We laten altijd iets achter als we vertrekken.
Ziggy wilde ik achterlaten in het Oosten.
Sterrenstof mocht hier in Utrecht volledig tot leven komen.
Deze stad was een nieuwe start. Geen verleden meer. Alleen de toekomst. Alleen de hoop.
De pech is alleen met hoop dat die altijd vergezeld wordt door angst. Alsof ze niet met en niet zonder elkaar kunnen. De angst of het verleden me niet ging inhalen. De angst of de toekomst wel de antwoorden had.
Maar het ding is: je neemt altijd je verleden mee.
Het duurde niet lang of ik lag al naast Maaike in haar bed. Ik in mijn Zeeman-onderbroek. Zij in haar H&M-slip. In haar borsten knijpen, terwijl ze haar bh nog aan had.
Aandacht was zeg maar haar ding.
Maar ze was ook op haar hoede.
βJe doet het niet voor de seks, hΓ¨β, zei ze toen ik haar bh naar beneden wilde trekken om aan haar tepel te zuigen.
βNee, schat. Je bent zoveel meer dan je lichaamβ, zei ik.
Ze geloofde me niet. Maar ik gaf haar zoveel aandacht, dat ook dat wantrouwen verdween.
Dat was wat Sterrenstof deed met de vrouwtjes.
Sterrenstof spreekt niet de waarheid.
Die bluft de waarheid.
Sterrenstof huilt niet.
Die feest.
Sterrenstof vrijt niet.
Die neukt
Sterrenstof nipt niet.
Die zuipt.
Liters alcohol.
Omdat die die enorm donkere gevoelens in mij lieten dansen. Het voelde niet meer zwaar, maar gezellig.
Begrijp je?
Daarom.
Het enige wat ik echt wil, is feesten.
Sterrenstof werd in het Oosten onderdrukt. Mijn ma. Mijn zus Yessica. Zelfs mijn jeugdvrienden. Ze lieten me mezelf schuldig voelen als ik me weer eens liet gaan. Als ik weer eens te veel mijzelf was. Al lallend op Mariah Carrey. Al boerend over straat om drie uur βs nachts. Al proostend met iedereen in de enige kroeg van het dorp.
Maar hier in Utrecht.
Genesis.
Nieuwe mensen. Een nieuwe identiteit. Niemand had verwachtingen. Niemand werd daarom teleurgesteld. Hier mocht ik in volle glorie genieten zonder oordeel van anderen.
Dus dat was wat ik deed.
G.E.N.I.E.T.E.N.
Door te feesten.
Geen idee wat Maaike en ik waren. Zij noemde mij haar vriend. Ik noemde haar mijn huisgenoot.
Ons leven samen vond vooral plaats tussen haar lakens. Waar ik gerust een uur lang aan haar tepels zoog. Tot ze zo nat werd dat ze me smeekte haar onderbroek uit te doen.
Ik was niet eens echt lief tegen haar.
Soms penetreerde ik haar niet eens.
Dan trok ik me gewoon af door bovenop haar te gaan zitten.
Want ik was aan het
G
E
N
I
E
T
E
N
Rekening houden met anderen is niet genieten. Dat is jezelf beperken.
Wat haatte ik het om mezelf te beperken.
Maar ik deed het in het Oosten.
Ik was te ingetogen.
Te bang om anderen tot last te zijn.
Te bang dat die duisternis in mij me volledig zou overnemen.
Daarom dronk ik.
Ik haat het om het te zeggen, omdat het niet hoort.
Maar ik houd van alcohol.
Want dan hef ik de beperking op.
Het enige wat ik echt wil in dit leven is feesten.
Het was een afglijdende zaak, onze soort-van-relatie.
Maar toch had Maaike me uitgenodigd voor haar 21ste verjaardag in haar ouderlijk huis, ergens in Bunnik.
De schat.
De hoop.
Dus ik was daar en daar besloot ik zwaar onder invloed dat dit de nacht was waarin Ziggy moest sterven.
Wist ik veel dat het zoβn bloedbad zou worden.
Sommige dingen klinken in je hoofd zoveel beter dan wanneer je ze uitvoert.
Dus wat er overbleef, was de schaamte.
Ja. Ik schaamde me.
Het lag me zo zwaar op de maag. Je weet wel. Dat je Chinees bestelt en besluit een derde keer op te scheppen, alles naar binnen te werken en de rest van de avond die fu yong hai loopt op te boeren.
Zo stoer was ik namelijk niet meer de volgende ochtend, met zoβn barstende koppijn dat zelfs mijn ogen pijn deden. Mijn gezicht zat vastgeplakt aan het kussensloop in de logeerkamer van haar ouderlijk huis.
Dat was het ding met schaamte.
Niets of niemand kon die laten verdwijnen.
Die verdween vanzelf. Geen idee hoe. Maar uiteindelijk verdween elk schaamtegevoel.
Eerst vlakte het af. Langzaam.
Om er daarna achter te komen dat je er al jaren niet aan hebt gedacht.
En wat volgt, was de allerlaatste gedachte eraan.
Als dat moment is geweest, is het verdwenen.
Alleen zo ver was het nog niet.
Nu waren er de gevolgen die de schaamte in leven hielden.
Zoals wat die man in pak zei.
Ik vertrekken? Uit mijn eigen kamer? Waar moest ik naartoe dan?
Ik viste de brief uit de prullenbak en opende de envelop door met een aardappelschilmesje langs de plakrand te roetsjen. Ik vouwde de in drievoud gevouwen brief open. Dik papier. Mijn ogen scanden de zinnen.
10.000 euro aan schade.
Nieuw tapijt.
Nieuwe spiegel.
Psychische schade.
Een hoop disclaimers. Een hoop artikelen en dreigementen met rechtszaken.
Ik zou niet eens 10 euro aan schade kunnen betalen.
Moest ik dan echt vertrekken hier?
Deze woorden klonken te deftig.
Dit klonk te officieel.
Hier kon ik niet aan ontsnappen.
Wie was ik?
Een gast met nog geen tien euro op zak.
Het enige wat ik wilde, was feesten.
Is dat soms teveel gevraagd dit leven?
Dit was dus zoβn tornado. Opeens, uit het niets. Warme lucht naar boven. Koude lucht naar beneden.
Maar het is de wind die de tornado maakt.
Snel opwaarts naar de hemel.
Om alles te vernietigen wat die tegenkomt.
Ik opende de deur van mijn bescheiden kamer. Jimmy Hendrixx aan de muur. Een twijfelaar in de hoek. Een niet-opengemaakte verhuisdoos als nachtkastje. Ik legde de envelop onder mijn kussen. Daarna liep ik naar mijn boekenkastje, trok de Bijbel eruit en zocht blindelings met mijn hand via het gat dat de Bijbel had achtergelaten naar iets scherps en kouds.
Hebbes.
De sleutel van Maaikes kamer. Met een touwtje aan een dobbelsteen bevestigd.
Voor noodgevallen.
Vandaag was een noodgeval.
Maaike verdiende geen kapotte spiegel, geen bloedspetters op het tapijt en zeker geen vernedering voor de ogen van alle belangrijke mensen in haar leven.
Ze verdiende mijn zaad, in haar bed.
Dus ik opende haar deur en tikte de grote lamp aan. Ze had zoβn grote spiegel met gloeilampen eromheen.
Make-upspulletjes op de tafel. Ze had een rek vol met kleerhangers met jurkjes, broeken en jasjes.
Mijn handen gleden over de stof. Daarna zette ik de lichtbollen rondom haar spiegel aan, zonder naar mezelf te kijken.
In haar bescheiden Billy-kast stond een foto van haar met haar ma en pa. Daarom herkende ik hem. In hem zag ik haar. Dezelfde neus. Dezelfde wenkbrauwen.
Op de achtergrond van de foto de Grand Canyon. Een spleet in de aarde, om te laten zien hoe lang die al bestaat zonder ons.
We zijn veel te kort hier om niet te genieten.
Dus geniet.
Ik pakte het fotolijstje en ging met mijn onderlijf onder de dekens van haar bed liggen.
Haar dekbedovertrek was zo zacht. Een of ander exclusief stofje. Zo zacht dat ik de punt van de dekens tot een balletje maakte zonder de deken. Zodat ik mijn pik er zo overheen kon wrijven, terwijl ik naar haar staarde op de familiefoto. In haar zomerjurkje. Haar mooie benen. Die prachtig gespierde kuiten.
Oooh. Zo glad en zo glinsterend in de zon.
Alleen het was geen zaad wat uit mijn lijf kwam.
Het waren tranen.
Sombere jongens huilen ook.
Ik ben al drie jaar bezig met deze roman: Tweelingzielen sterven nooit. Ik deel elke woensdag de eerste 13 hoofdstukken. Het gaat over een onmogelijke liefde tussen hedonist Ziggy en perfectionist Katy. Ik probeer alle themaβs van de afgelopen jaren in dit werk te stoppen: hedonisme, gevoeligheid, existentialisme, depressie, jeugdtrauma. Je gedachten over deze teksten zijn meer dan welkom!
Lees de vorige delen van Ziggy terug
β1/13 Je moet bloeden als je wil veranderenβ
β
β2/13 Word niet jezelf. Word iemand anders.β
β