Lieve vreemdeling,
Het was de raarste oefening die ik ooit tijdens therapie heb gedaan.
Het was raarder dan samen met hem op twintig centimeter afstand ten opzichte van een muur te gaan staan en een minuut lang staren naar het wit.
(Ik kan je vertellen: dat is een heel trippy ervaring).
Of raarder dan toen hij het raam opendeed en uit het raam begon te schreeuwen, om mij uit mijn concentratie te halen.
(Hij had nog nooit iemand meegemaakt die een opdracht zo serieus kon uitvoeren als ik. Tot op de dag van vandaag heb ik geen idee of dat een compliment was of een kritische kanttekening).
Goed.
Ik had na maanden kalmte een paniekaanval gekregen tijdens de lunch op kantoor.
Onverwacht. Uit het niets. Het voelde alsof ik weer terug bij af was.
Zo voelt het eigenlijk elke keer weer als ik een paniekaanval heb. Dat ik weer elke dag bang word voor de volgende aanval.
Ik had het geluk dat ik die dag therapie had.
Maar in plaats van tijdens de therapiesessie te onderzoeken wat de trigger van de aanval was, stelde hij voor om te kijken wat er na die paniekaanval in mijn hoofd gebeurde.
Nou, dat kan ik je vertellen, beste man.
Ik ging mijzelf geselen. Daar ben ik heel goed in. Met van die veroordelende, minderwaardige gedachten.
Je kent ze wel.
- Hoe krijg ik dit toch weer voor elkaar na maanden voorspoed?
- Wat is dit voor zwaktebod?
- Je kan ook niks hebben eigenlijk, hè.
- En nu heb je er weer een gehad en is het weer maanden leven in angst.
- Je bent gedoemd om in angst te sterven.
- Wat ben je toch een zwakkeling.
De therapeut knikte en zei: ‘Wat ben je hard voor jezelf.’
Ja, sorry therapeut, maar…
Iemand moet het doen.
‘Wat voor andere stemmen had je nog meer in je hoofd?’ vroeg hij.
De rationele stem.
Die zei: ‘Oké. Kan gebeuren. Zaak om nu extra alert te zijn op koffie, spanning, alcohol en slaap.’
Die ging gelijk in de oplossingsmodus.
We kwamen erachter dat er nog meer stemmen waren.
En er was ook nog een heel angstige stem: ‘Zo wordt het nog erger! Nog erger dan alle paniekaanvallen die je ooit hebt gehad!’
Goed. Toen kreeg de therapiesessie een vreemde wending.
Hij stond op, verliet de spreekkamer en kwam terug met twee stoelen.
Een andere stoel haalde hij onder zijn bureau vandaan en er stond er nog een in de hoek.
Hij zette ze in een cirkel voor me neer.
Hij zei: ‘Deze stoelen zijn je stemmen. Ze willen je allemaal helpen.’
Dit is de angstige stoel. Dit is de de negatieve stoel. Dit is de de rationele stoel. Dit is stoel X.
‘Ga op de negatieve stoel zitten en praat tegen je imaginaire zelf op de bank, alsof je jezelf aan het helpen bent.’
Ja. Dat is vreemd. Tegen een spookbeeld van jezelf praten. Maar ik wil er ook vanaf komen. Dus ik ging zitten en begon mijn negatieve praat tegen mezelf.
Na twee zinnen kapte ik er al mee. Ik voelde walging hierbij. ‘Deze stem helpt me echt voor geen meter’, zei ik met een lichte verbazing.
Hij knikte en wees naar de rationele stoel.
Dus ik ging op de rationele stoel zitten en begon mezelf hardop rationele adviezen te geven.
Dit voelde goed. Hier kon ik wat mee. Goede adviezen! Die gaven me een gevoel van controle.
Maar hij was niet tevreden:
‘Deze stem helpt je op het moment na een paniekaanval niet verder’, zei die.
‘Hoe bedoel je?’ vroeg ik.
Daarna wees hij naar de angststoel.
Ik begon een apocalyptisch monoloog te houden over het einde van de wereld.
Hij zei: ‘Dit helpt je ook niet.’
‘Nee. Maar zo voelt de wereld soms wel aan.’
Hij wees toen naar stoel X en zei: ‘Een stem mist in je hoofd. Die gaat je het meest helpen. Die van de zelfcompassie.’
‘Hoe bedoel je?’
‘Degene die warm tegen je praat. Als een vriend. Probeer het eens.’
Ik probeerde het. ‘Kut dat je je zo voelt, Tomson. Volgende keer beter.’
‘Te rationeel’, zei hij.
‘Kut dat het zo gaat. Volgende keer slechter’, zei ik toen.
Een wenkbrauw van hem ging omhoog.
Ik bleef lachen om mijn eigen grap.
‘Een compassievolle stem heeft geen advies in zich. Alleen een erkenning van de situatie.’
Na wat gestotter en gemompel kwam het uit me. Met een gek zelfbewustzijn en een vleugje walging: ‘Wat vervelend voor je.’
Toen beet ik op mijn tong om er niet een advies achteraan te plakken.
Hij knikte bevestigend.
‘Troost is je zwakke plek’, zei hij. ‘Leer jezelf troosten. Door te zeggen: “Wat vervelend voor je.” Meer niet.’
Ik moest de oefening blijven herhalen. Net zolang tot het goed begon te voelen: ‘Wat vervelend voor je.’
En – I kid you not – opeens begreep ik zelfcompassie.
Ja. Ik weet dat het suf klinkt. Maar het naar jezelf uitspreken in je hoofd en de situatie even laten zijn voor wat die is…
Wauw.
Het is een van de grote inzichten die ik tijdens therapie heb opgedaan.
Niet meer. Niet minder.
‘Wat vervelend voor je.’
Writing prompt voor je journal deze week:
📓 Schrijf de onderstaande zin op als je je kut voelt. Als iets vervelends je overkomt. Als iemand wat stoms zegt. Of als je het opeens allemaal niet meer weet.
‘Wat vervelend voor je.’
Ik hoef niks te fixen
Op de een of andere manier schiet mijn brein altijd in de rationele modus. Argumenten zoeken om te begrijpen wat er gebeurde. Argumenten zoeken om te kijken wat ik nu moet doen om het te voorkomen.
Maar het enige wat zelfcompassie vraagt, is de situatie erkennen. Niet accepteren, maar erkennen.
Alsof je jarenlang een schip in elkaar hebt getimmerd. En dan is het moment daar. Het schip wordt te water gelaten en je ziet vervolgens hoe het meteen naar de bodem zinkt.
‘Vervelend voor je.’
Als de liefde van je leven er na vijf jaar vandoor gaat met je beste vriendin:
‘Vervelend voor je.’
De enige drie woorden die tellen.
Elke toevoeging aan deze zin is een rationele benadering.
‘Vervelend voor je.’ kalmeert.
Weet je wat het gekke is?
Ik heb inmiddels ook een vijfde stem ontdekt.
Eentje die ik ook tegenkwam in de novelle Heartburn.
Ik deel die donderdag. Morgen de schrijfopdracht.
Liefs,
Tomson