Terwijl de rest van de stad voor de spiegel staat te poetsen, nog even vanuit bed naar hun telefoonscherm staart of de lampen al heeft uitgedaan, rijd jij in de auto naar je werk.
Ik heb het een zomer lang gedaan. Nachtwerk.
Van 22.00 uur tot ongeveer 4.00 uur. Vakken vullen in een groothandel.
Alles is groot in zoβn groothandel. Hondenvoer dat tot je heupen komt. Wasmiddel dat meer aan een jerrycan benzine doet denken. Een reep chocolade van een meter breed.
β
Werken in een groothandel voelt als de film ‘honey I shrunk the kids’
De ervaren werkkrachten reden met heftrucks rond om de pallets op de juiste plek te zetten.
Wij, het simpele volk, gewapend met een mesje, liepen naar die pallets toe, haalden het folie eraf en tilden de dozen naar de juiste plek en dan begonnen we met vullen.
Je kunt niet praten met elkaar zoals in de supermarkt, omdat de afstanden tussen de schappen te groot zijn.
Het enige wat je hebt, is de muziek die de klanten overdag ook horen.
Je vult in stilte de schappen.
In de eerste uurtjes vliegt de tijd voorbij. Je energie is nog hoog. Je neuriet mee met Duran Duran. De zin is nog aanwezig.
Daarna begint de verveling. De ene na de andere lege doos scheur je uit elkaar tot een platte schijf en die leg je op een stapel. En na verloop van tijd is het een gigantische stapel geworden en kun je je eigenlijk geen enkele doos meer herinneren die je uit elkaar hebt getrokken, behalve de laatste.
Je lijf wordt loom. Je gedachten voelen aan alsof ze eerst door een filter van watten zijn gegaan. Je wilt naar huis.
De meest opvallende man van de werkvloer was Benno. Hij had zoβn hele grote krulsnor en een kapsel uit de jaren β60. Als je hem wat vroeg om te pakken met zijn heftruck, bromde hij als antwoord. Vervolgens reed hij met de truck weg en kwam terug met wat je gevraagd had.
Op elk probleem dat er was, had Benno een brommend antwoord.
Hij vertelde eens dat hij hier al meer dan dertig jaar werkte.
Meer dan dertig jaar.
Vijf nachten in de week.
Dertig jaar lang!
Op zijn heftruck. Pallets vanuit het magazijn in het juiste pad zetten. Problemen oplossen.
Je zag de verbijstering in de gezichten van de andere uitzendkrachten toen we dit hoorden. Je weet wat ze allemaal denken.
Ik weet wat ik dacht: ik wil geen Benno worden.
Het gekke is dat ik Benno in de jaren die volgden overal tegenkwam.
Hij is overal.
Jij kent Benno ook.
Iemand die ergens het langst zit. β
Waar je de pis niet lauw van krijgt. β
Rustig. β
Ingetogen. β
Ervaren. β
Klaagt nauwelijks. β
Doet zijn ding en vertrekt stipt om 5 uur.
Bennoβs voelen confronterend aan. Omdat ze genoegen nemen met wat ze hebben.
Wij kijken naar alles wat er mis is met dit werk. De procedures. De huisvesting. De cultuur. De managers. De collegaβs.
We stellen onszelf gerust met de gedachte dat we hier maar tijdelijk zitten. Voor de ervaring en dan solliciteren we wel weer verder.
Maar uiteindelijk worden we allemaal ergens een Benno.
Of het nu op het werk is, in een woning of bij een vereniging.
We worden ergens een Benno.
De plek is misschien niet perfect, maar het voelt fijn genoeg.
Je haalt plezier en geluk uit die dingen die anderen misschien als vanzelfsprekend zien. Maar jij weet uit ervaring dat het niet waar is.
Ik weet wat dat is met nachtwerk. Ik weet waar Benno zijn geluk vandaan haalt. Niet uit het repeterende werk. Niet uit de weinige sociale contacten die we op de werkvloer hadden.
Nee. De magie is het moment dat je de deur opendoet en de parkeerplaats oploopt.
Die buitenlucht voelt magisch in de nacht. Die stilte op de parkeerplaats. De stoplichten bij grote kruispunten die oranje knipperen. Al die huizen waar geen lamp brandt.
En jij bent wakker en levend en alleen.
Je lijf is moe, maar je geest is tevreden. Het geld is verdiend. Er wacht thuis een bed op je.
Dat gevoel verveelt nooit.
Het leven is goed zoals het is.
Liefs,
Tomson
PS
Morgen gaan we het hebben over tegenslag en voetbal (lol).