Als een komeet

Hey vreemdeling,

Ook in de brugklas bungelde ik in de hiërarchie ergens onderaan. Al waren het nu niet per se de meest sportieve types die op de apenrots zaten. Deze plek was nu ingeruild voor de onaangepaste mannen die regelmatig te laat in de les kwamen, na school een peuk opstaken en je dingen vroegen als ‘met hoeveel meiden heb jij eigenlijk al gezoend?’

Ik antwoordde dan ‘één’. Op een vakantie in Limburg. Al was ik nooit in Limburg op vakantie geweest en bestond die ene alleen in mijn hoofd.

Net voor de zomer begon. Net voor de dagen op elkaar begonnen te lijken. Net voor we onze lesboeken moesten inleveren. In die periode… Toen gymden we op de sportvelden van de lokale voetbalclub, in plaats van in de gymzaal.

De gymleraar maakte van alles een spel. Met winnaars en verliezers. Bij een kwartier onafgebroken rondjes rennen noteerde hij wie de meeste kilometers aflegde. Bij speerwerpen wie het verst kwam.

Je had de vrienden Michael en Eddy in mijn klas. Ze waren uitgesproken, stoer en heel serieus. Zij deden al dingen waar ik nog jaren op moest wachten. Zoals op brommers rijden, meiden vingeren en uitgaan. En we hadden Rio. Lange haren, altijd een wit shirt aan met een leren jack eroverheen. Hij leek wel in een andere wereld te leven. Hij was gevat, bijdehand en had altijd een smile op zijn gezicht. Zelfs de leraren konden soms maar met moeite hun lach inhouden als ze hem eruit stuurden.

Michael en Eddy mochten Rio niet. Niet dat Rio een poging deed om hun van de apenrots af te gooien. Maar ze zagen wel dat Rio met zijn charme de anti-leider was en daardoor juist de nieuwe leider kon worden.

Rio kon niet sporten. Daarom maakte hij er een eigen spel van. Voordat hij een speer ging werpen, maakte hij een koprol bijvoorbeeld. Voor de show. En al voetballend zette hij elke keer slidings in, omdat hij zichzelf erg ‘down to earth’ vond. Wat hem weer op een standje kwam te staan van de gymleraar, die slidings had verboden.

‘Sorry meneer. Zou het niet meer doen meneer.’ Om vervolgens weer door het gras te glijden naar de bal toe. Zelfs als niemand in de buurt van de bal was, gleed hij ernaartoe.

Ik was veel te serieus vergeleken met Rio. Ook mijn haren waren lang, zodat ik mijn gezicht erachter kon verbergen, zodat niemand mijn puisten kon zien, die als vulkanen op mijn neus maar bleven groeien. Ook ik kon niet speerwerpen of voetballen. Maar het verschil tussen Rio en ikzelf was, dat hij een 5,5 kreeg voor dit alles en ik een 4. Als ik wetenschapper was geweest, had ik het wel geweten. Het verschil tussen optimisten en in zichzelf gekeerde mensen was 1,5 punt.

De gymleraar nam me regelmatig apart. Dan ging hij me zuchtend toespreken. Zeggen dat hij meer van me verwachtte. Dat het niet per se om het resultaat ging, maar om de inzet. En hoe meer inzet ik toonde, hoe beter het resultaat. ‘Je bent toch geen mietje? Je bent toch geen meisje? Je bent toch geen huilebalk?’

Nee. Ik was geen cry baby, maar aan de hand van de bijgehouden gymscores was ik wel een meisje. Ik bungelde ergens in de middenmoot bij de vrouwen. Het was dat mijn lijf me mannelijke spieren had gegeven, anders stond ik echt stijf onderaan.

Ik had niet het idee dat iemand me echt zag in de klas. Behalve Rio. Die zei regelmatig als die me passeerde, ‘doe je kin eens omhoog’ en gaf me dan een knipoog.

Het was na afloop van een van die gymlessen dat ik Bertus weer tegenkwam. We sjokten in een lange rij terug naar de kleedkamers. Zijn klas had ook gym gehad, op een ander veld. Hij liet me struikelen door me van achteren te benaderen en vervolgens zijn voet om mijn scheenbeen krullen, waardoor ik mijn val probeerde te breken met mijn twee handen vooruitgestoken en zo mijn handpalmen openhaalde aan de stoeptegels.

‘Zo pikkie,’ zei hij. ‘Ik hier?’

Hij had de baard in de keel en ook zijn gezicht was bedekt met vulkanen. Alleen dan op zijn wangen en kin en voorhoofd. Verder was hij nog net zo klein en droeg hij een of ander metalshirt. Black sabbath? Metallica? Pantera? Ik weet het niet meer zo goed.

De week daarop kwam ik hem weer tegen op de sportvelden. Hij zei iets van: ‘kom mee’.

Waar iedereen de rechteringang van het kleedkamergebouw nam, namen wij de linkeringang, een stukje verder. ‘Kom,’ zei hij weer.

We kwamen in een lange gang uit met allemaal deuren naar kleedhokjes. Het enige verschil met de rechteringang was, dat hier niemand rondliep.

Hij wenkte me een stukje verder. Daar opende hij de deur en knipte de lamp aan. Een hok met rekken. Vol met leren voetballen in verschillende kleuren.

In de hoek wurmde hij zich tussen twee stellingen door en zei dat ik naast hem moest staan.

Hij legde zijn oog op de muur en zei: ‘geweldig’. Daarna duwde hij me voor de muur. Een piepklein gaatje. Ik moest m’n best doen om erdoorheen te turen. Maar toen ik het juiste perspectief te pakken had, zag ik een kleedkamer. Vol met meiden.

‘Een of andere viespeuk heeft hier een kijkgaatje gemaakt.’

‘Hoe weet je dit?’ vroeg ik hem nog.

‘Tja. Connecties.’

Ik zag niet heel veel. Maar af en toe passeerde een meisje in ondergoed en hemdje mijn zichtlijn. Ze kleedden zich allemaal aan en vertrokken.

Ik vond het niet per se heel spannend allemaal. Maar Bertus ging zich steeds vreemder gedragen. Hij kon niet stil blijven staan, praatte snel en hijgerig en zei elke keer: ‘wacht nou maar gewoon.’

Bertus had mijn plek weer ingenomen en bleef turen. Ik werd vooral zenuwachtig of we niet betrapt werden en bleef omkijken naar de deur.

‘Ja! Ja! Ooooh,’ zei hij. ‘Kijk. Kijk. Kijk.’

Hij zette me weer voor het piepgat en nu zag ik oudere meiden de kleedkamer betreden. Vrouwen die ik wel vaker in de aula op school zag. Waarschijnlijk zaten ze in de vierde klas. Ze waren anders dan andere meiden in de kantine. Rijper. Meer rondingen. Meer make-up. Beter gekleed. Ik kreeg een apart gevoel in mijn buik dat ik ook kreeg toen Jet een Playboy mee had genomen van haar oudere broer en we die stiekem in de bosjes gingen bekijken.

De kleren van de meiden gingen uit en ik zag ze nu in bh’s en strings. Bertus had ondertussen een bezemsteel onder de klink geschoven en duwde me weg van het kijkgat.

Hij ontknoopte zijn broek en haalde zijn piemel tevoorschijn en begon eraan te rukken.

Het was niet dat ik nooit aan mijn eigen piemel zat. Soms wreef ik eroverheen met mijn duim. Net zolang tot mijn benen begonnen te tintelen en er het bekende witte spul eruitkwam. Maar dit zag er agressiever uit en waarom deed hij het voor mijn neus?

‘Geef me zo’n bal’, hijgde hij. Terwijl hij met een oog tegen de muur aangedrukt stond en zijn onderlijf wat gedraaid naar mij toe had gebogen.

Ik pakte een bal en legde het in zijn linkerhand. Hij bewoog steeds sneller en zei dingen als ‘oooh’ en ‘aaah’ en daarna spoot hij de bal onder met een kreun.

Hij legde de bal terug in het rek. ‘Ik hoop dat ze vanavond een zaadpartij spelen’, grinnikte hij vervolgens. ‘Nu jij’ en duwde me weer voor het kijkgat.

Maar ik wilde weg hier weg. Weg van Bertus. Deze ruimte. Dit wat hij deed. Dat warme gevoel in mijn buik was overgegaan in een gevoel dat dit smerig was. Dit was fout. Dit was het kwaad.

‘Nu jij!’ bleef hij maar roepen.

Maar ik was ondertussen bezig met de bezemsteel onder de klink vandaan halen, wat me totaal niet lukte, want ik was een kluns.

‘Wat doe je nou,’ zei hij vervolgens.

Ik weet niet hoe ik daar wegkwam, maar toen ik mijn kleedhok in kwam waren er allemaal jongens die twee koppen groter waren. Ik trok mijn spijkerbroek over mijn sportbroek heen, wisselde mijn schoenen en vertrok zo snel mogelijk en kwam te laat voor de volgende les.

Een week later, aan het einde van de gymles, zocht Bertus me weer op, maar ik bleef praten met een klasgenootje, wat hielp om van hem af te komen.

Weer een week later pakte hij me hard vast bij mijn schouders en trok zich naar hem toe. ‘Zullen we weer?’

‘Nee,’ zei ik en rende van hem weg.

Daarna begon de zomer en begon ik ook met rukken in plaats van te wrijven en dat was niet de enige invloed die Bertus nog op mijn leven ging hebben…

Weet je.

Sommige mensen blijven als een maan om je heen cirkelen. En sommige mensen zijn als kometen. Honderden jaren uit het zicht verdwenen en dan zijn ze er opeens weer, met zo’n lange ijsstaart erachteraan. Je kan een komeet niet negeren aan het hemellichaam. Zoals ik Bertus niet kon negeren. Ook al wou ik dat zo graag.

Ik vertel je volgende week hier meer over. Nu stop ik even met typen.

Fijn dat je dit leest. Dat je naar mij wil luisteren. Ook al kennen we elkaar niet.

Liefs,

Morris

Built with ConvertKit

Tomson
Ik doe het altijd met condoom en gebruik nooit drugs