Hey jij, Ik betrapte mezelf laatst op iets, toen ik in mijn eentje wandelde door het bos. Ik controleerde of het gevoel nog steeds afwezig was. Daar ergens onder mijn torso, rondom mijn buik. Het zware gevoel dat mijn wereld zo zwart kleurde. Als een ingeslikte molensteen.
Het was afwezig.
Verjaagd? Verstopt? Verdwenen? Opgelost? Gestorven?
Ik durf niet te denken dat het echt verdwenen is. Ik ben te bang voor de teleurstelling als het weer verschijnt.
Die zwaarte is een nauwelijks uit te leggen gevoel. Een gemoedstoestand die niet alleen alle energie weghaalt, maar ook elk optimistisch perspectief wegneemt. Die heeft een gigantisch grote Berlijnse muur gebouwd. Anderen zien ‘m niet. Maar ik zie ‘m. Daardoor kan ik me niet voorstellen dat iets gaat verdwijnen, dat iets gaat lukken, dat iets leuk kan zijn of leuk kan worden. De wereld genaamd ‘later’ bestaat niet meer. Ik kan niet eens zien of dezelfde zon ook aan de andere kant van de muur schijnt. Het is een grote mist. Elke dag weer.
Praten met een therapeut heeft geholpen. Maar wandelend in het bos was het er elke keer weer. Dan liet het zich even zien. ‘Hallo. Ik ben er nog steeds!’ De enige troost die ik had in het bos, was dat ik kon blijven lopen. Want dan wist ik nog zeker dat ik leefde. Want daar twijfelde ik regelmatig aan, of ik er nog wel was. Of deze gedachten wel echt waren.
De man loopt. Daar heb je een hart voor nodig, om het bloed rond te laten pompen naar de spieren toe. Zodat de spieren de botten in beweging kunnen brengen. En die spieren hebben zuurstof nodig. Die komen via de longen binnen. De zuurstof die ook naar mijn bovenkamer trekt. De plek die alles aanstuurt. Dus dat betekent dat iets in me nog doet alsof het leeft.
De man loopt, dus hij leeft.
Al wandelend tussen de bomen van minstens honderd jaar oud. Ik kon het weten. Ik had de ringen geteld van een omgezaagde boom. Het was het enige wat ik nog goed kon. Tellen. Koffiebonen. Wasknijpers. Zelfs rijstkorrels. Gewoon een half uur lang tellen. Het enige waar ik de energie nog voor had. Het enige wat me nog enigszins afleidde van dat zware gevoel.
Hoe leg ik je uit dat het mooiste moment van de dag dat moment was toen ik mijn ogen opende? Dat moment duurde slechts een paar seconden. Maar in die paar seconden wist ik even niet wie ik was, wat ik voelde, of ik nog droomde of een volledig bewustzijn had. En toen. BAM. Systeem opgestart. De zwaarte begroette me meteen. Weg hoogtepunt van de dag. Als ik terug ‘Hallo’ zei, lag ik aan het einde van de middag nog in bed.
Dus ik stond op. Routine was het antwoord. Tandenpoetsen. Ontbijten. Douchen. Opruimen. Thee zetten. Thee drinken. Wandelen.
Routine. Routine. Routine. Maar de zwaarte draaide gewoon mee in de routine. Niet constant. Maar af en toe, om de paar minuten liet die zich weer even zien: ‘Kiekeboe. Ik ben er nog.’
Nu is die weg. Eindelijk. Bij het opstaan. Bij het wandelen. Bij het moment dat de zon ondergaat.
Maar ik wacht met beven op ZIJN terugkeer. Ook al zei de therapeut dat als die even terugkomt, dit niet betekent dat ‘ie dan ook lang blijft.
Maar hoe weet hij dat nou? Waarom kan de therapeut wel over de Berlijnse muur van mijn aankomende leven heen kijken? Waarom weet hij wel hoe mijn voorland eruitziet?
De enige troost die ik heb, is dat de routine heeft geholpen om de zwaarte te laten verdwijnen. Dus houd ik de routine erin. Mijn geest en lijf gezond houden. Genoeg bewegen. Gezond eten. Genoeg slapen. Genoeg mensen zien. Genoeg afwisselende, leuke dingen doen. Alsof ik leef in een machine genaamd mijn lijf. Gewoon af en toe wat benzine erin gooien. De olie verversen. Een paar onderdelen vervangen. Wat lucht in de banden blazen.
Maar ondertussen ben ik zo bang voor de terugkeer. Niet alleen de terugkeer. Maar dat de zwaarte dan voor altijd blijft.
Ik weet het. Leven in angst is geen leven. Dus ik stel mezelf gerust met opmerkingen als ‘Dat zien we dan wel weer, Tomson’ en ‘Dat is een zorg voor later hoor.’
‘Je hebt gelijk’, antwoord ik dan tegen mezelf. Maar toch…
Elke keer als ik in het bos wandel, alleen, controleer ik even of die nog steeds afwezig is.
Dat geeft echt een gek gevoel, dat die er niet is. Je zou misschien verwachten dat ik dan een lichtheid voel. Maar dat is het niet.
Meer als een emmer in een waterput laten zakken via een touw. Je verwacht dat het nog wel even duurt voor de bodem bereikt wordt. Maar je komt sneller dan verwacht op een punt dat het niet verder kan. Alsof er met planken een plateau in is gespijkerd.
Heb ik de bodem nu al bereikt? Is dit een tijdelijke bodem? Of voor altijd?
Een volgende keer nog eens testen…
Elke keer weer. Liefs, Tomson Darko |