Hey jij, We zien de mensen om ons heen niet zoals ze zijn, maar hoe we denken dat ze zijn. Als een voorstelling.
Valt het je wel eens op hoe het zonlicht gedurende de dag onze eigen kamers in een heel andere sfeer kan zetten? Zelfs de kleur van de muur lijkt op een zonnige dag elk uur een andere kleurcode te hebben dan op mijn pot met verf stond. Wat me weer doet afvragen in welk licht die kleurcodes precies bepaald zijn.
Wat is het verschil tussen de woorden realiteit en werkelijkheid? Of zeggen ze beide hetzelfde?
Het Amerikaanse leger zette jarenlang drones in om luchtaanvallen uit te voeren in Irak, Pakistan en Afghanistan. Deze vliegtuigen werden bestuurd vanuit Amerika zelf.
De Amerikaanse ex-militair Bryant zocht de publiciteit op om te vertellen over deze geheime operaties. ‘Het voelde als een computerspel’ zegt hij. ‘Richten en klikken.’ 1.700 mensen doodde hij met zijn geklik. Net echt.
De Amerikanen hebben via deze manier een oplossing gevonden voor het grootste probleem in de oorlog: het menselijk aspect.
Hoe menselijker de vijand overkomt, hoe moeilijker het wordt om die te vermoorden.
Hoewel actiefilms ons anders doen vermoeden, hebben soldaten moeite met de vijand neersteken met een zwaard of neer te schieten met een wapen.
Schrijver Rutger Bregman gaat hierop in, in zijn boek De meeste mensen deugen. Slechts 15 tot 20 procent van de soldaten schoot daadwerkelijk op de vijand in de Tweede Wereldoorlog. Ook de eeuwen daarvoor, doodden de soldaten niet graag… Vele onderzoeken bevestigen dit beeld. We zijn als mens minder gewelddadig dan we denken. We kunnen moeilijk iemand van het leven beroven als die voor ons staat. Zelfs als we erop getraind zijn.
De reden? We kunnen het gewoon niet. Een oerinstinct houdt ons tegen. De vijand is te menselijk.
Oorlogen worden daarom niet oog om oog en tand om tand gewonnen. Maar met bommen, die van afstand worden afgevuurd. Zoals in Israël en Palestina…
Als je een soldaat echt een ander wil laten doden, moet je hem drugs geven (zoals in de Vietnamoorlog), of de afstand tussen hem en de vijand vergroten. Een aspect daarvan is dehumanisatie.
Bryant legt uit dat de mensen die hij via de drones neerschoot geen mensen genoemd werden, maar namen kregen als kraaien en raven.
Net zoals de joden werden genummerd in de concentratiekampen en elkaar niet mochten aanspreken bij hun voornaam.
De ontmenselijking van de ander.
Zijn familie was trots op Bryant. Zijn leidinggevenden uiterst tevreden. Maar Bryant zelf kwam in gewetensnood.
‘De mensen die wij observeerden‚ waren slechteriken‚ werd ons verteld. Maar het waren ook goede vaders. Je zag ze voetballen met hun kinderen‚ je zag hoe ze hen knuffelden. Je zag ze boeken lezen. Een keer zag ik een bruiloft‚ met mensen die zich duidelijk vermaakten. We hoorden dat ze hun vrouwen onderdrukten‚ maar ik zag mannen die van hun vrouw hielden‚ die hen omhelsden. Ik zag gelukkige gezinnen. Je hoeft de gezichten daarvoor niet te zien‚ dat zie je aan de interactie.’
www.amnesty.nl/wordt-vervolgd/ex-dronepiloot-brandon-bryant-iedereen-zou-me-moeten-haten
In het accepteren dat de vijand een mens is, zit het begin van de oplossing. Dit is geen new age-gedachte. Dit is de sleutel tot vrede. We hebben meer gemeen met de anderen dan we beseffen. Ook met terroristen. Onze negatieve voorstelling klopt niet.
Als je een onderhandelingscursus volgt, leer je al snel dat je eerst de gemeenschappelijke belangen moet onderzoeken bij elkaar. Daarna ga je het conflict verkennen. En dan blijkt het altijd anders te zijn dan het lijkt.
Israël is sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog een vreemde eend in de bijt in het Midden-Oosten. Tientallen jaren erkende geen enkel Arabisch land de joodse gemeenschap. En als je het land niet erkent, kan je er ook geen ambassade neerzetten of op de een of andere manier handel mee drijven.
Egypte en Israël hebben sinds de jaren ’50 om ingewikkelde geopolitieke redenen oorlog gevoerd met elkaar. Eind jaren zestig nam Israël opnieuw de Sinaïwoestijn in. Jarenlang werd er gevochten door diverse landen om dit gebied.
Maar halverwege de jaren ’70 veranderde de toon van Egypte onder leiding van president Sadat. In plaats van door te vechten, besloot hij toenadering te zoeken.
De twee landen gingen om de tafel zitten in Amerika.
Hoewel de rest van de Arabische wereld hier schande van sprak, leek er een oplossing te komen.
Het was niet dat Israël per se het gebied wilde hebben. Het wilde vooral veiligheid. De oplossing kwam: Egypte kreeg de woestijn terug. Er kwam een bufferzone tussen beide landen waar geen militairen welkom zijn.
Geen schot werd er meer gelost.
Sadat moest het helaas een aantal jaar later met de dood bekopen. Fundamentalisten brachten hem in zijn eigen land om het leven. Net zoals Egypte een tijdlang werd verstoten door de andere Arabische landen.
We oordelen slechts over wat we denken te zien in de ander. Van een afstand. We letten op gedrag. Op woordgebruik. Op uitgesproken standpunten. De ander is altijd gemener en negatiever in onze hoofden. Maar we weten nooit precies wat iemand echt denkt of voelt. Dus waar baseren we onze werkelijkheid dan op?
Ik kan het zelf weten, als introverte man. Mijn verlegenheid wordt regelmatig verward met desinteresse. Verlegen (knappe) meiden worden al snel bestempeld als arrogant.
‘De wereld is een voorstelling’, zei mijn favoriete filosoof Schopenhauer.
Is het leven dan een droom en zijn onze dromen de werkelijkheid?
De enige manier waarop we ons bewust zijn van een droomwereld en een ‘echte’ wereld is omdat we elke ochtend ontwaken.
Weten we dan ook via de omgekeerde manier wat de werkelijkheid is, omdat we ’s avonds in slaap vallen?
In de film Inception, van filmregisseur Christopher Nolan, kunnen personages de dromen van andere mensen bezoeken. Dit misbruiken ze om het onderbewustzijnsniveau van de dromer te beïnvloeden of om via deze droomwereld kennis te stelen. Denk aan een code van een kluis. Of om een bepaalde overtuiging in het hoofd van iemand te ‘planten’.
Deze ‘extractors’ bevinden zich zo vaak in andermans dromen, dat ze de grip op de realiteit kunnen kwijtraken. Daarom heeft elke extractor een ’totem’. Acteur Leonardo di Caprio heeft de hoofdrol in deze film. Zijn totem is een tol. Die laat hij regelmatig spinnen om te checken of hij wakker is of nog droomt. Als de spinnende tol omvalt, is hij wakker. Als de tol blijft spinnen, zit hij in een droom.
Als aan het einde van de film de problemen van Leonardo di Caprio zijn opgelost en hij eindelijk weer herenigd wordt met zijn kinderen, doet hij voor de zekerheid toch nog een check. Droom ik of niet?
Hij laat de tol draaien op tafel. Maar net voor de tol om dreigt te vallen, begint de aftiteling.
Dit is realiteit. Dit is een droom.
Dit ben ik. Dit ben jij.
Ik weet zeker dat ik besta. Maar weet ik zeker dat jij ook bestaat?
Volgens Schopenhauer is dat laatste een naïeve, egoïstische gedachte. Jezelf als de waarheid beschouwen en de wereld om je heen als fantomen zien, is weliswaar weinig in te brengen als argument. Maar je hoort dan toch eerder thuis in het gekkenhuis en dan volstaat eerder een kuur in plaats van met je in discussie gaan.
Juist het besef dat onze kennis als individu beperkt is over de wereld, nodigt uit om erover na te denken. We zijn slechts één ding, maar we kunnen wel al het andere zijn.
Daarom concludeert hij dat alles wat voor ons verschijnt, alles wat we zien, aanraken, horen, proeven of voelen, een voorstelling is. Zelfs hoe we naar ons lichaam kijken of over onszelf denken.
Het is slechts een theaterstuk.
Ikzelf weet niets van mijn geboorte. Al werd er wel meteen een camera op mijn ingedeukte gezicht gericht en kan ik er nu nog steeds naar kijken.
Ik had geen voorstelling van de wereld toen ik geboren werd. Ook al hadden mensen wel een voorstelling van mij. Het eerste label wat ik kreeg, was mijn naam.
Dus wat voedt ons nou precies in ons voorstellingsvermogen? Wat is het dat een baby ruikt wie de moeder is en dat die moet huilen om eten te krijgen? Wat is die drang in het latere leven om verlangens uit te voeren?
Waarom groeien planten naar de zon toe? Waarom valt een steen uit je hand op de grond als je die laat vallen?
Volgens Schopenhauer zit er een grote onzichtbare kracht achter alles in het universum. Een niet uit te leggen behoefte van elk dier. De reden dat planeten om sterren draaien. Dat materie beweegt, zich vormt en ook weer los laat.
Hoe meer woorden we hieraan besteden, hoe meer we er een voorstelling van maken. Maar het is er. Dat is de wil.
De wil voedt de illusie van vrije keuze. De wil voedt instinct. De wil voedt alle voorstellingen die we om ons heen zien. De wil zit in de stenen op de grond. In een boom. In een vogel.
In die zin is alles één.
Al zegt hij het wat ingewikkelder: ‘Bij mij draait het om het innerlijke wezen, als vooronderstelling van alle reële noodzakelijkheid, waardoor deze noodzakelijkheid pas betekenis en geldigheid krijgt. Dit innerlijke wezen heet bij de mens karakter, bij een steen kwaliteit, maar in beide gevallen is het één en hetzelfde; daar waar het onmiddellijk wordt gekend, wordt het wil genoemd.’
We ervaren onszelf als de wil. Maar we zien de wereld om ons heen als voorstelling. En de wereld om ons heen wordt aangedreven door de wil, maar ziet onszelf als voorstelling. Waarop hij concludeert: ‘We zijn in dubbel opzicht de wereld zelf.’
Steek nog een jointje op, Schopenhauer. Ik luister graag naar je.
Liefs,
Tomson |