Hey jij, Een receptioniste wees me naar een te kleine lift. De deuren gingen met een hoop kabaal open. Toen ik instapte, veerde de lift wat omhoog en naar beneden. Ik drukte op een rond uitstekende knop met getal 4. De lift sloot met net zoveel kabaal en bracht me al hortend en stotend naar verdieping 4. Daar was het stil. Aan het einde van de gang vond ik mijn opgeschreven kamer terug. In de hoek van het gebouw. De ramen waren bedekt met dichte luxaflex. Een tiental zwarte computerschermen stonden naast elkaar opgesteld. Achter een daarvan zat een man met enkele grijze plukken op zijn kale hoofd.Hij staarde gebogen naar een laptop. Hij draaide zijn hoofd toen ik kuchte en zette zijn leesbril af. ‘Aaaah,’ zei hij. ‘Je naam?’ ‘Sep Sefiros,’ zei ik. Hij stond op en liep met gebogen schouders naar een bureau vooraan in het hok en pakte een plastic mapje op en bekeek een lijst. ‘Wat is jouw specialiteit?’ vroeg hij. Ik knikte niet-begrijpend naar hem. Hij wees naar zijn neus. Toen naar zijn oren. ‘Nee?’ ‘Ik ben hier voor de test,’ zei ik. ‘Ja dat snap ik,’ zei hij. ‘Maar welke?’ ‘De empathie-test.’ ‘Aaaaah. Je bent van het gevoel dus,’ zei hij. ‘Ik denk het.’ ‘Nou, volgens mij voel jij het. In plaats van denken.’ Hij lachte hard om zijn eigen grap. Daarna liep hij terug naar zijn laptop en zette zijn leesbril opnieuw op. ‘Er zit geen internet op deze computer. Je krijgt dertig minuten de tijd voor de vragen. Het programmaatje stopt automatisch na dertig minuten. Of je alles af hebt of niet.’ Ik deed mijn jas uit en hing het over een bureaustoel heen. ‘Ik had het gelezen ja,’ zei ik. Hij stopte een USB-stick in de laptop en zei: ‘we hadden hier ooit iemand met een goede neus. Baptiste noemde ze hem. Als bijnaam. Al was hij zo Hollands als maar kon.’ ‘Jean-Baptiste Grenouille,’ zei ik. ‘Je kent hem?’ ‘Nee. Dat is de naam van een personage in het boek Het Parfum.’ ‘Ken ik niet. Maar ruiken kon die! Iemands ongewassen reet. Een nat kutje. Voorvocht. Maar ook of iemands handen stonken naar drugs of explosieven. Eigenlijk een snuf de hond. Alleen dan in menselijke vorm. Wat natuurlijk veel handiger is dan zo’n kwijlende rex.’ ‘Werkt hij nog voor jullie?’ ‘Het laatste wat ik gehoord heb is dat hij zijn neus heeft verpest aan de cocaïne.’ Hij schudde hard nee met zijn hoofd. ‘Ja. Het is wat we vaker zien hoor. Zulke bijzondere mensen met zulke supertalenten, maar uiteindelijk zijn ze vooral hun eigen vijand.’ Hij wees om zich heen. ‘Is het je niet opgevallen hoe armoedig dit eruit ziet? Dat is het hele probleem van Het bureau. Ik mag het eigenlijk niet zeggen. Maar wat we nodig hebben is een aanslag. Zodat de overheid eens wat budget vrij maakt voor ons om de wereld een veiligere plek te maken.’ Het zag er hier inderdaad armoedig uit. ‘Wat voor types zie je nog meer dan?’ Vroeg ik. ‘Ik ben slechts een ict’er en facilitator hè. Maar wat ik zie. Tja. Geen idee. Van alles en nog wat. Maar goed. Er zit een verschil tussen talent en potentie. Iets heel goed kunnen, wil nog niet zeggen dat je iets heel goed gaat uitvoeren. Je moet mentaal sterk zijn. Discipline hebben. Doorzettingsvermogen. Zingeving. De juiste begeleiding. Een juiste manier om je emoties te verwerken. En sorry dat ik het zeg. Maar of jullie zijn te arrogant of te gevoelig.’ ‘Wellicht,’ zei ik. Hij voelde niet oud. Oude mensen hadden een evenwichtige balans in zich dat of naar pessimisme of naar optimisme hing. Niet deze man. Het leek nog alsof het leven nog enorm bruiste in hem. Al die dansende emoties van nieuwsgierigheid. ‘Ga zitten.’ Hij stond op en wees naar de stoel. ‘Als je er klaar voor bent, druk je op de groene knop. Dan begint de teller te lopen. Ik zou willen zeggen: succes. Maar het is geen wedstrijd. Wees zo eerlijk mogelijk. Dat is het enige wat je kan doen.’ De vragen waren vreemd. Van het niveau: ‘welke kleur zie je’ terwijl ik staarde naar een enorm groen vlak. Maar ook een vraag als: ‘In de ochtend loopt het op vier, ‘s middags op twee en ‘s avonds op drie poten. Over welk dier hebben we het?’ Ook moest ik een som oplossen: 3+3=. Naarmate de test vorderde, twijfelde ik steeds meer waarom ik de URL in had getikt wat op het glow-in-the-dark visitekaartje stond. Dat kaartje dat ik van Lex had gekregen. Op die site vond ik een tekst met de hoofdvraag: ‘wil je meer over jezelf weten?’ en toen ik ‘ja’ klikte kreeg ik een tekst te lezen over je anders voelen dan andere mensen. Zintuigen die op een manier werkten dat biologisch gezien logisch was. Met daaronder weer de vraag: ‘wil je meer over jezelf weten?’ Zo ging het een tijdje door, tot ik een datum kon inplannen voor een test in Utrecht in een kantoortje vlakbij het Jaarbeursgebouw. Daarna werd ik gebeld door een vrouw die graag mijn afspraak wilde bevestigen en nog eens doornam wat er precies van me verwacht werd. Maar ze mocht geen vragen beantwoorden zoals ‘wat zijn jullie voor bedrijf?’ Nu zat ik hier. In dit muffe hok. Te staren naar kleurvlakken en filosofische raadseltjes en kleuterklas sommetjes. Toen de dertig minuten voorbij waren, kwam de man weer het zaaltje binnengelopen en haalde de USB-stick uit de laptop en deed het in een plastic zak die hij dichtritste en vervolgens deed hij de zak in een roze envelop die hij dichtplakte met zwarte tape. ‘En nu?’ vroeg ik. ‘Dat is de vraag die ik me elke dag bij het wakker worden stel: ‘Wat nu?’’ Hij grinnikte heel hard. ‘Je mag gaan.’ ‘Hoor ik nog wat van jullie?’ ‘Ik wou dat ik de antwoorden had jongen. Maar ik ben slechts aangenomen om deze testen te faciliteren.’ Volgende week donderdag het vervolg van De voeler. Je leest de vorige delen terug op een website genaamd darkomailarchief.nl |