Hey jij, We hadden na de seks geluisterd naar Bring me the horizon en The Weeknd terwijl we de ene na de andere peuk rookten. Slechts een bedlampje aan. Liggend in elkaars armen, verdwaald in onze eigen gedachten en gevoelens. Voor ik dreigde in slaap te vallen zei ik: ‘ik ga.’ Wat moest ik anders? Slapen was geen optie. Niet in dit huis. Niet met haar. Ik moest alleen zijn. Alsof de volumeknop in haar lijfje omhoog ging, klampte ze zich aan me vast en merkte ik een verstikkend angstig gevoel opkomen. Een van de heftigste emoties die ik niet graag voelde bij anderen: verlatingsangst. ‘Ik kan niet blijven Barbara,’ zei ik. ‘Waarom niet?’ zei ze. ‘Omdat…’ Ik wist niet wat ik moest zeggen. Barbara was altijd van Maikel. Nu was ze van niemand. Nu kon ze zich aan mij vast klitten. Ik zag ons niet als een stelletje. Ook niet als friends with benefits. Slechts als twee geile gebroken zielen. Ze begon te huilen. ‘Ik voel me zo alleen Sep.’ Ik sloeg een arm om haar heen en zoende haar schouder. Daarna deed ik mijn onderbroek en broek aan en keek voor de spiegel naar mijn haardos en probeerde die in model te kammen. Barbara bleef snikken en had zich inmiddels opgerold tot een baby met haar gezicht verstopt in haar dekens. Ik keek niet naar haar, om mezelf te beschermen van haar gevoelens. Mijn ogen waren de bakens. Zo zoog ik andermans gevoelens op. Als ik niet keek, voelde ik het nog wel, maar vooral op de achtergrond. Als de warmte van een klein elektrisch kacheltje in een dertig vierkante meter kamer. Ik trok mijn shirt aan en legde een arm op haar lijf. Ik was niet de oorzaak van haar pijn. Ik was NIET de oorzaak van haar pijn. Ik bleef het herhalen in mijn hoofd. Daarna liep ik haar slaapkamer uit, maar de zwaarte bleef ik voelen. Alsof het na ijlde in mijn lijf. Beneden in de gang kwam ik haar ma tegen. In haar witte nachtjapon vol vlekken. ‘Dag mevrouw,’ zei ik. Maar ze zei niets. Ik trok de deurklink naar beneden, maar de deur bleef dicht. Ze kwam naast me staan. Ik rook niet alleen een wat muffe kattenlucht om haar heen, maar ik voelde een enorme zwartgalligheid in haar lijf. Zwart geworden door alle teleurstellingen in het leven wellicht. Ze trok de deur uit het het slot. Ik pakte de deur over en ontsnapte de nacht in. Ik hoopte op verlichting. Nu ik weg was van de bron van Barbara’s gevoelens. Maar in plaats van dat voelde ik de leegte. De moeheid, maar niet moe genoeg om in slaap te vallen. Daar was mijn hoofd te vol voor en mijn hartslag te snel. Ik zou naar huis moeten fietsen. Gewoon in bed moeten liggen. Ook al zou het een plafondstaarsessie worden. Al fietsend kon ik het beeld van Barbara snikkend onder haar dekentje niet loslaten. Net zoals haar gevoel van verlatingsangst. Ik begon me schuldig te voelen dat ik haar zo aan haar lot overliet daar. Haar ma met haar zwartgalligheid kon haar niet helpen. Maikel was er niet voor haar. Ze dacht even verbondenheid met mij gevoeld te hebben door de seks en nu was ik weer weg. Ik had niet moeten vragen om aan haar tepel te sabbelen. Nu had ik een nog grotere leegte in haar veroorzaakt. Ik had een nog grotere leegte in mezelf veroorzaakt. Dit was het meest irritante aan andermans gevoelens voelen. Ik voelde wat ik had veroorzaakt bij de ander. Soms blijdschap. Vaak verwarring. Of teleurstelling. Dat maakte het nog zwaarder. Een pyromaan genoot van de vernietiging. Ik was slechts iemand die mensen in brand zette, omdat mijn handen van vuur waren. Ik kreeg gedachtes die ik herkende. Die waren er ook ook in die periode dat ik nauwelijks mijn bed uit kon komen. Gedachtes als: waarom ben je er nog. Dit houd je niet je hele leven vol. Je kan het niet aan. Je bent een waardeloos mens. Ik trok ze slecht. Ik wist dat het de moeheid was, versterkt door de seks. Maar de oorzaak weten, was niet het lek dichten. Ik was niet meer in staat om gezonde gedachten te produceren. Ik wilde hier nu direct van af. Niet uitzitten. Niet de tijd nemen om het te laten verdwijnen. Niet als een Boeddha mijn gevoelens labelen en analyseren en het laten zijn zoals het is. Het moest nu weg. Ik wilde deze avond gefixt worden in plaats van dat ik iemand anders ging helpen. Ik moest Rosalie appen. Maar ik kwam al snel tot het besef dat ze me geblokkeerd had. Oh ja. Wist ik wel. Au. Dus fietste ik maar naar haar huis. Naar de Twin Towers. Alleen de gedachte al dat ik haar ging zien, luchtte me op. Ik ging gewoon aanbellen. De moeheid had mijn angstgedachtes over dit uitgeschakeld. Dit was mijn fix. Ik moest haar spreken. Juist deze avond. Want onze relatie was niet per se beëindigd. Er was nog een kans. We moesten gewoon praten. Elkaar beter begrijpen in ons eigen verdriet. Alleen dan konden we samensmelten. Alleen dan konden we er voor elkaar zijn. Als we elkaars pijn en onzekerheden beter begrepen was er een toekomst. Dit was het antwoord en ik had het veel eerder moeten doen. Met dit argument zette ik daar de fiets tegen een lantaarnpaal aan. Ik wist ook wel dat ik voor iets anders kwam: mijn leegte. Maar mocht ik ook eens de verwarde minnaar spelen? Ik liep diep verzonken in gedachten langs een te dure auto voor deze buurt en dat triggerde me op de een of andere manier en ik keek naar binnen en schrok van wat ik daar zag. Ik zag een man met een leren jack een sigaret te roken en hij keek mij streng aan. Ik schrok van hem en zijn blik maar ik wilde niet meteen wegkijken. Vreemd. Ik liep naar de ingang toe en zocht op een display haar huisnummer op en drukte op de knop. De portofoon liet een bromtoon horen. Daarna werd de verbinding verbroken. M’n telefoon trilde in mijn zak. Ik haalde ‘m eruit. Rosalie stond op het scherm. Dat was toevallig. Had ze me zien aankomen? ‘Hey,’ zei ik. ‘Hey,’ zei een trillende stem terug. ‘Waar ben je,’ vroeg ze. ‘Uhm,’ zei ik. ‘In de buurt van je huis.’ ‘Loop van de ingang weg. Nu.’ ‘Wat?’ ‘Loop gewoon!’ ‘Ik denk dat we moeten praten en nou ja daarom stond ik hier voor…’ Ze onderbrak me: ‘Sep. Luister goed naar. Loop Richting de speeltuin. Door de steeg tussen de gebouwen in. Daar ga ik nu ook heen.’ Het viel me nu pas op dat haar stem anders klonk. Gespannen en angstig.
Met een onzekere stap liep ik weg van de deur en keek automatisch naar de man in de auto. Ik kon de schim zien. Het leek erop dat hij naar mij keek. Waar moest die anders naar kijken. ‘Ik loop nu weg van de deur.’ ‘Zie je zo.’ Toen hing ze op. Ik liep door de steeg heen en kwam uit op een binnenpleintje met een aantal garageboxen. Die stak ik over, naar de ingang van een speeltuintje zonder speeltoestellen, maar wel een bankje en een zandbak. ‘Pssst,’ klonk het ergens. Ik ging door het hekje heen en zag Rosalie in de schaduw achter het bankje staan. Ze trok me de bosjes in. ‘Zag je die man?’, vroeg ze met trillerige stem. ‘In de auto?’ ‘Ja?’ Ze sloeg haar armen om mijn nek heen. ‘Hij wacht op me. Ik durf niet naar binnen te gaan. Je bent echt mijn reddende engel. Alsof je het aanvoelde.’ Ze liet me los en keek me met opgedroogde tranen aan. ’Wie is dat dan?’ vroeg ik. ‘Peter.’ ‘Peter?’ ‘Ik heb je toch verteld over die periode na de dood van m’n ma? Mijn dates met wat oudere mannen?’ ‘Ja?’ ‘Ik dacht dat ik van hem verlost was. Maar hij heeft op de een of andere manier mijn huis gevonden.’ Ze klampte zich vast aan mijn arm. ‘Ik ben zo bang.’ ‘Wat kunnen we doen? Is er een andere ingang? Wat?’ ‘Ik weet het niet,’ zei ze. ‘Ik weet het niet.’ Ze trok zich nog dichter tegen me aan. ‘We moeten weg hier. Voor hij hier komt.’ Ik weet niet wat ze deed, maar de zwaarte in mij was verdwenen. Ik voelde zelfvertrouwen. Ik was niet meer hol maar een redder. ‘Kunnen we naar jouw plek?’ vroeg Rosalie. ‘Bij mijn pleegouders thuis?’ vroeg ik verbaasd. ‘Dat is dus een nee?’ ‘Politie bellen?’ ‘En dan?’ Toen: ‘Ik ben zo bang Sep.’ Het gekke was alleen, ik voelde geen bangheid bij haar. Wel iets anders, wat ik moeilijk kon duiden. Frustratie vermengd met wat angst? Maar niet per se angst voor die man. ‘De politie kan je toch helpen?’ vroeg ik. ‘Doe niet zo naïef Sep.’ ‘We moeten naar een hotel of zo,’ zei ik. ‘Heb jij geld dan?’ vroeg ze. ‘Nee.’ Toen dacht ik het onmogelijke en ik moest glimlachen. ‘Wacht. Ik heb een idee.’ ‘Laten we alsjeblieft weggaan hier, de wijk uit, voor hij deze speeltuin in komt.’ We verlieten de speeltuin aan de andere kant dan ik binnenkwam. Ze bleef me vasthouden aan mijn arm en het gaf me de rust die ik zo had gemist. Zij gaf me rust. Al lopend door steegjes en parkeerplaatsen, kwamen we bij de grote weg uit. Ondertussen had ik haar mijn plan uitgelegd: langs mijn ma gaan… Volgende week donderdag het vervolg van De voeler. Je leest de vorige delen terug op een website genaamd darkomailarchief.nl |