Ik denk niet dat Deborah op dit moment van haar leven klaar is voor mij.
De knipperende cursor op mijn witte scherm maakte me bewust van de tijd die voorbij ging, zonder dat ik een woord produceerde voor mijn werkstuk.
In mijn Moleskine-boekje schreef ik mijn gevoelens over Semmelweis op.
Hij zag wat anderen niet zagen en moest het bekopen met de waanzin. Nietzsche was overtuigd van de waarheid die hij zag en moest het bekopen met de waanzin. Copernicus zag dat het universum niet om ons draaide en werd verketterd.
Als je het juiste ziet, wijst de meerderheid je af.
Als je afwijkt van het pad, voelt niemand de behoefte om je te volgen. Het kost te veel energie om je huidige wereldbeeld los te laten. Wie kan zonder twijfel en volle overtuiging zeggen dat de nieuwe waarheid wel volledig klopt?
Wetenschap is niet bewijzen vinden voor een nieuwe waarheid.
Wetenschap is de huidige waarheid in twijfel trekken.
We leven in een nieuwe wereld waarin het wordt aangemoedigd om te twijfelen over elke stelling, zodat we niet waanzinnig worden.
De wereld zit vol met rationele pessimisten.
Ik ben een dromer, geen pessimist.
Ik wijk af van de meerderheid, omdat ik droom in plaats van alles ten twijfel trek.
Ik tikte mijn opgeschreven gevoelens over Semmelweis uit op de computer, printte het op papier en leverde het de volgende dag in bij de leraar.
Toen we het lokaal binnenliepen keek de leraar me van achter zijn tafel opvallend aan, alsof ik iets had misdaan. Aan het einde van de les zei de leraar tegen me: ‘Wil je na de les blijven zitten?’
Ik voelde me klein worden.
Hij zei: ‘Wat moet ik met je aan?’
Hij zei: ‘Je hebt je niet aan de opdracht gehouden.’
‘Moet ik je hiervoor straffen of juist belonen, dat je buiten de gebaande paden hebt gewandeld?’
Hij strafte me met een onvoldoende en gaf me de beloning van de herkansing om het juiste te doen.
Ik was gezegend met leraren die me kansen gaven die anderen niet kregen.
‘Ik denk niet dat de wereld klaar is voor ons’, schreef ik ’s avonds op als zin en zette er een vierkant omheen.
Ik weet niet wie ik bedoelde met ons, maar het liet me even minder alleen voelen.
Ik schreef elke avond voor het slapengaan zinnen op over het einde van de mensheid. Nadenken over de apocalypse gaf me een meditatief gevoel van rust.
Ik herlas The Road van Cormac McCartney en vond het nog beter dan de eerste keer. Toen ik de verfilming van The Road zag, was ik lichtelijk teleurgesteld. In mijn hoofd zijn boeken levendiger en filmischer dan wanneer ik het daadwerkelijk op een scherm terugzie.
Mijn vader betrapte me eens op het schrijven in mijn Moleskine.
‘Wat ben je aan het doen?’ vroeg hij.
Ik sloeg mijn boekje met een rood hoofd dicht, alsof ik stiekem snoep uit de trommel had gepakt en nu met volle mond probeerde te kauwen en te slikken, zonder mezelf te verraden.
Hij griste het boekje uit mijn hand en ik ontplofte in zo’n woede dat ik niet schrik, maar afschuw in zijn ogen zag.
‘Zit je soms vunzige verhaaltjes te schrijven?’ vroeg hij.
Het erge was dat mijn pa niet eens echt moeite hoefde te doen om te voorkomen dat ik mijn boekje terug kon pakken.
Mijn broer zat op de andere bank heel hard te lachen.
Ik schreeuwde zo hard dat mijn ma uit de keuken de woonkamer in kwam gewandeld met een theedoek over haar schouder.
Ik was zo bevangen door de emotie dat ik geen enkele normale zin kon produceren.
‘Hij! Mij. Niet eerlijk! Terug!’
‘Ik wil slechts kijken wat voor dingen hij schrijft’, zei mijn pa.
‘Hij toont interesse’, zei mijn ma achteraf tegen me, nadat ik klaar was met huilen.
‘We mogen toch wel weten waar je mee bezig bent?’
‘Neuken op de vulkaan’, las papa hardop voor.
Wat zegt dat over hem, dat uitgerekend de meest expliciete zin in mijn einde-van-de-wereld-proza hem als eerste opviel?
Elke keer als ik mijn broer in de badkamer, in de tuin of in de gang alleen tegenkwam, ging hij met zijn heupen heen en weer bewegen en zei: ‘Lekker seksen op de vulkaan.’
‘Ieder zijn ding’, zei mijn vader toen hij het notitieboekje op tafel legde en naar de televisie ging kijken.
Ieder zijn ding.
De enige zin in mijn leven was woorden op papier zetten.
De woorden die ik op papier zette, kwamen uit het kwetsbaarste gebied in mijn hoofd, ook al gingen de verhalen niet per se over mij.
Het delen van mijn woorden met de wereld was alsof ik naakt door een drukke winkelstraat moest lopen, terwijl het tien graden vroor.
De behoefte aan erkenning krijgen voor mijn geschreven woorden voelde aan als naar zuurstof happen, nadat ik het record van mijn broer van vier minuten onder water blijven in bad probeerde te verslaan.
De schoolkrant schreef een schrijfwedstrijd uit, onder redactie van meneer Hoekstra van Nederlands en mevrouw Sunday van tekenen.
In mijn bed fantaseerde ik graag groots hoe ik de schrijfwedstrijd won en hoe mijn klasgenoten vanaf dat moment naar mij zouden kijken.
Hoe ik me ’s avonds aan de keukentafel zo normaal mogelijk zou gedragen en dan opeens uit het niets zou zeggen: ‘IK HEB GEWONNEN.’
Ik genoot het meest van het idee dat mensen zouden denken: ‘HIJ?!?’
Meneer Hoekstra sprak me in de aula bij de snoepautomaten aan en zei woorden als ‘verontrustend’ en ‘We moeten binnenkort praten.’
Elke keer als ik hem weer zag, dacht ik aan de afspraak die nog moest komen, maar het was net alsof hij me vergeten was. Van mevrouw Sunday had ik nog nooit les gehad, maar sinds die wedstrijd begroette ze me altijd bij naam op de gang.
Ik las in de schoolkrant het winnende verhaal, met de titel ‘Ren weg’.
Het verhaal was geschreven door Naomi en ik vond het een kutverhaal.
Zij zat op het vwo en gebruikte in het verhaal woorden die ik moest opzoeken in het woordenboek.
Het ging over mensen die allemaal aan het rennen waren door de straten van Arnhem.
Het hoofdpersonage besloot als enige te stoppen met rennen, om vervolgens om zich heen te kijken en zich af te vragen wat iedereen aan het doen was.
Ik vond het een kutverhaal.
Het was gewoon een kutverhaal.
Het was een uitstekend geschreven kutverhaal.
Ik zocht andere mensen op die deze mening met mij deelden.
Mijn beste vriend Zaïr zei: ‘Luister. Je hebt schrijftalent of je hebt het niet. Naomi doet alsof ze het talent heeft. Ze doet te schrijverig. Ik vind dat hélemaal niks.’
Per e-mail stuurde ik Zaïr mijn ingezonden verhaal.
‘Waar is de seks?’ antwoordde hij twee dagen later.
Ik had de zin ‘Neuken op de vulkaan’ eruit gehaald, omdat ik me er te erg voor schaamde.
Ik stuurde een eerdere versie van het verhaal naar Zaïr.
‘Hahahaha’, antwoordde hij per reply.
Ik durfde niet te vragen wat hij met vier keer ha bedoelde.
Toen ik Zaïr op het schoolplein zag, voelde ik me opgelaten. Hij begon nooit meer over mijn geschreven verhaal en ik ook maar niet. Ik wilde eigenlijk helemaal niet horen wat hij echt dacht over mijn verhaal.
Ik blijf voor altijd onbegrepen en alleen in deze wereld.
Ik houd van het gevoel van onbegrepen en alleen zijn in de wereld.
Thuis deelden we de computer in de studiekamer met elkaar. Ik beveiligde mijn uitgetikte verhalen met een wachtwoord N3oI$Th3On3. Voor de zekerheid haalde ik elke keer mijn schrijfbestanden eraf en zette ze op een usb-stick. Ik hield het stickje veilig bij me in mijn broekzak, als het grootste bezit van mijn bestaan.
Als mensen mijn verhalen niet begrepen, konden ze ze beter ook niet gaan lezen.
Deborah zat twee klassen hoger en had zo’n enorme bos zwarte haren, slanke polsen en opvallende billen.
Ik droomde regelmatig over Deborah.
Als ik Deborah in de aula zag, kon ik met moeite mijn brood wegkauwen.
Thuis kon ik alleen als ik de Playstation aanzette Deborah even vergeten.
De wasmachine deed zijn ding, zonder dat ik me bewust was van de tragedie die zich aan het voltrekken was op zolder.
Ik huilde niet toen ik erachter kwam dat de computer de stick niet meer herkende.
Ik had dagenlang zo’n zwaar gevoel in mijn buik dat mijn leven tot nu toe voor niets was geweest.
Al die dagen dat ik had gebloed achter de computer waren voor niets geweest.
Ik raakte de weken die volgden geen schrijfprogramma op de computer meer aan.
Ik begon wekelijks gedichten te schrijven in een schoolschriftje en scheurde het papiertje eruit, vouwde het op en schoof het ongezien in het kluisje van Deborah.
Op de gang bij het ckv-lokaal had iemand een poster opgehangen voor een regionale schrijfwedstrijd.
Je kan je lotsbestemming niet negeren.
Met hernieuwde energie schreef ik een verhaal over mensen die in slow-motion voortbewegen, behalve het hoofdpersonage.
Dat rende door het leven.
Ik kreeg een bevestigingsmail dat mijn verhaal was ontvangen.
Ik kreeg een updatemail en zag dat meneer Hoekstra in de jury zat, samen met een lokale dichter en een romanschrijver waarvan ik nog nooit had gehoord.
Meneer Hoekstra sprak me op de gang aan en vroeg zich af of mijn verhaal satire was of ordinaire plagiaat.
Wat is het verschil tussen plagiaat en geïnspireerd zijn?
‘Je hoeft niet origineel te zijn’, zei hij, ‘maar wees in godsnaam authentiek.’
Ik zocht thuis de betekenis van authentiek op en ik begreep er vervolgens nog minder van.
Op het internet vond ik een schrijfforum en het voelde als thuiskomen.
Ik schreef een fanfictieverhaal van mijn favoriete film The Matrix.
Neo en Trinity bedreven in bullet time de liefde met elkaar, al zwevend in de lucht.
Op de webpagina zelf stond een getal hoe vaak de pagina bezocht was.
Ik refreshte regelmatig de pagina om te zien hoeveel mensen mijn geschreven verhaal hadden gelezen.
Ik kwam erachter dat ik het was die het getal liet veranderen en besloot nooit meer op getallen te letten op mijn eigen webpagina’s.
Ik liet Zaïr het schrijfforum en mijn eigen auteurspagina zien en voelde me belangrijk.
Hij las mijn geschreven The Matrix-verhaal en trok zijn wenkbrauw omhoog.
Hij zei: ‘Weet je zeker dat je hiermee door wil gaan?’
Ik was een onbegrepen artiest.
Ik vond het niet leuk om een onbegrepen artiest te zijn.
Mijn verhalen gingen altijd over de liefde, terwijl de wereld aan het vergaan was.
Wat was de zin van liefde als het allemaal eindigde?
‘Ik denk niet dat de wereld klaar is voor ons’, schreef ik die avond in mijn notitieboekje en omcirkelde het.
Ik voelde me alleen, ondanks de ‘ons’ in de zin.
Ik bad tot god dat hij me een signaal kon geven of Deborah de juiste vrouw was om naar te verlangen.
Ik kwam Deborah tegen in de supermarkt.
Ik keek naar naar het plafond vol tl-buizen en hoopte dat iets daarboven me zag kijken.
Ik stond bij de rijstpakken.
Deborah stond bij de satésaus en ik zag elke beweging die ze maakte, zonder dat ze het zag.
Ze liep langs me, zonder naar me te kijken.
‘Dit was het dan’, was de laatste tekst die ik in haar kluisje stopte.
Ik mis dat wat we hadden kunnen zijn.
Alleen met anderen is een twaalfdelig verhaal over kiezen tussen jezelf of je familie. Elke woensdag een nieuw hoofdstuk.
Lees de vorige hoofdstukken terug:
∆1. Ik denk niet dat mijn familie me echt begrijpt
∆2. Hoe wij ruzie maken in dit gezin
∆ 3. Tussen overgevoelig en ongevoelig in zitten