Niekka had me uitgenodigd voor een feestje.
Vast uit medelijden.
Dus ik zei eerst: ‘Ik heb het druk.’
Zij zei: ‘Doe eens niet zo saai.’
Ik trok mijn favoriete overhemd aan.
Voor de spiegel haalde ik uit mijn toilettas een Mexx-luchtje van vijf jaar oud.
Kon parfum over de datum gaan?
Mijn ma had het mij gegeven voor Sinterklaas.
Het rook meer naar alcohol dan naar iets fris.
Ik spoot het toch maar in mijn hals.
Het feestje was in een groot flatgebouw, waar enkele andere uitwisselingsstudenten tijdelijk woonden.
Op het balkon zag ik het stadje en de campus.
Een gast uit Brazilië probeerde me te overtuigen om een trekje van een joint te nemen.
Ik bleef in het Frans weigeren.
Een Rus zette Russische metal op.
Het klonk nog goed ook.
Stefan was er.
Hij negeerde mij hooghartig.
Niekke legde haar hand op mijn onderrug en zei in het Deens:
‘Fijn dat je er bent.’
Ik vond het ook fijn dat ik er was.
Een flesje Heineken bracht me al meteen in hogere sferen.
Bij de badkamer had een gast zijn hoofd tegen de deur aan gelegd. Hij sloeg in slow-motion met zijn vuist als een hamer tegen de deur aan.
‘Laat me naar binnen dan’, zei hij.
‘Ik ben aan het schijten’, zei een vrouwelijke stem achter de deur.
‘Kom, doe niet zo flauw’, zei hij.
Toen zei zij: ‘Je bent een lul.’
Hij: ‘Jij een kut.’
Ik: ‘Nederlands?’
Hij: ‘Wat moet jij nou, godverredomme?’
Zij: ‘Waarom vloek je?’
Hij knuffelde me hardhandig met zijn mond open, waar een raar geluid uitkwam.
Het had wat weg van.
Waazaaaaaaaaa.
Hij vertelde me dat hij blij was me te zien.
Het slot van de badkamer ging open.
Hij pakte me bij de schouders vast, opende de deur en duwde me naar binnen. Daarna duwde hij de deur hard dicht.
‘Doe op slot!’ zei ze.
Ik deed de deur op slot.
Ik zag weinig.
Behalve de brandende kerstlampjes rondom de spiegel.
‘Wie ben jij?’ zei ze, in haar bh en slip staand voor de spiegel.
‘Excuses’, zei ik.
Ze duwde haar onderbroek naar beneden en ging op de toiletpot zitten.
‘Ronde 2’, zei ze.
‘Ik zit aan de schijterij, maar er komt niets uit. Zit ik dan technisch gezien nog wel aan de schijterij?’
Ze keek me aan en dacht dat ik de antwoorden zou hebben.
Die had ik niet.
‘Ghb’, verklaarde ze zichzelf.
‘Ik word er altijd misselijk én geil van’, zei ze.
Mensen klopten hard op de deur en schreeuwden onbegrijpelijke dingen.
In de badkamer leek het feestje verder weg.
Mijn ogen wenden aan het donker.
Ik klom in het lege bad, ging daarin liggen, sloot mijn ogen en nam een slokje van mijn Heinekenfles.
‘Ik schrijf poëzie’, zei ze, ‘zal ik wat voordragen?’
Ik sloot mijn ogen, maar opende ze toch weer.
Het had wat banaals en sexy, zij op het toilet in haar ondergoed, al scheten latend, terwijl ze haar rijmwoorden uitsprak alsof ze voor tienduizend man stond op te treden zonder geluidsversterker.
‘Wat vind je van mijn poëzie?’ vroeg ze daarna.
‘Uitstekend! Wat is je naam?’ vroeg ik maar.
‘Soha.’
‘Soja?’
‘Soha.’
‘Sowa.’
‘Soha.’
‘Soda.’
‘Soha.’
‘Soha.’
‘Ja.’
‘Soha.’
‘Ja!’
‘Wat een mooie naam’, zei ik.
‘Ben je met me aan het flirten?’
Mijn hoofd liep rood aan.
Was ik maar de partystarter.
De gast die met zijn lichaam ritmisch kon bewegen terwijl er geen muziek klonk.
Die met drie rake opmerkingen iedereen aan het lachen kreeg.
Die een koprol door de kamer kon doen, zonder dat het er belachelijk uit zag.
Ik was geen ontstekingsmechanisme.
Eerder een blusmechanisme.
Ik maakte feestjes dood.
‘Ik zou mijn studie moeten afmaken’, zei ze.
‘Maar het enige wat ik doe is vier keer per week feesten in de club.
Waarvan minimaal drie keer met drugs op.
Ik voel me zo moe en ongestructureerd.
Alsof ik door mijn eigen tijd zweef.
Het komt goed.
Het komt goed!
Het is denk ik een fase.
Ik heb het even nodig.
Weg van huis.
Weg van mijn toxische vrienden.
Ouders.
Het enige wat ik wil, is feesten.
Zie mij nou zitten, hier op de wc-pot met jou.
Ik betwijfel sowieso of ik wel 27 jaar word.
Sorry dat ik het zeg.
Maar jij bent niet echt een firestarter, is het wel?’
‘Ik heb niets, behalve mijn naam,’ zei ik
Iggy Pop.
Maar dat wist zij niet.
Ze zei: ‘Jij bent pas echt een poëet.’
‘Mijn moeder is ziek en ik ga studeren in het buitenland,’ zei ik.
‘Heb je last van fugue?’ vroeg ze me.
Ik nam weer een slok van mijn Heineken-flesje en keek haar aan.
Ze veegde haar kont schoon, bestudeerde vervolgens het wc-papiertje en zei daarna: ‘Nou?’
‘Ik weet niet wat je bedoelt’, zei ik maar.
‘Fugue is een begrip uit de psychologie.
Het komt erop neer dat je dwangmatig moet reizen of zwerven, in combinatie met identiteits- en geheugenverlies.
Het is een ontsnapping van de stress thuis.
Het is een manier om te vluchten uit een crisis- of stresssituatie.’
‘Mijn geheugen werkt prima’, zei ik als antwoord.
‘Wat doe je dan hier?’
‘Het lijkt wel alsof de levens van mijn familie stopten toen ma ziek werd.
Maar we kunnen toch niet onze levens opofferen voor haar?
We hebben maar één leven.
Ik ben maar een keer jong.’
‘Je bent maar een keer oud’, antwoordde ze.
In de woonkamer stond de tijdelijke lover van Niekka op een tafeltje met een verjaardagsmuts op zijn hoofd.
Hij schreeuwde:
‘Er is deze angst over de toekomst.
We voelen die allemaal.
Omringd met spulletjes met merknamen erop.
Voelt het betekenisloos aan als we naar het journaal kijken.
Elke dag weer honger, terrorisme, corruptie, machtsmisbruik, doemscenario’s en klimaatveranderingen.
Elke dag weer de mening van verongelijkte boomers en millenials, nationalisten en genderneutralen.
Het enige wat dit ons vertelt, is dat er geen hoop is voor morgen.
Het duurt niet lang meer of we hebben het allemaal door.
Hoop is een verzinsel.
Drugs zijn een medicijn dat het effect gaat verliezen op ons.
Want escapisme is niet meer het antwoord op de waarheid.
De waarheid die we allemaal voelen en allemaal zo hard ontkennen.
We sterven uit.
Niemand geeft een fuck.
Maar, we sterven uit.
We vernietigen onszelf met onze manier van leven.
Niet voor niets zwemt het zaad langzamer en langzamer.
Het enige wat ons kan redden, is de kunst.
Niet van de toekomst.
Niet van de hopeloosheid.
Maar van de spanning.
Van de angst.
De angst in het nu.
Dat is waarom we allemaal diep van binnen kunstenaars zijn.
De kunstenaar is de messias.
Wij kunnen als enige verlichting brengen bij al die angstige zielen.
Wij vertellen: ja, we gaan eraan, maar wees alsjeblieft niet bang, want ik zie je, ik begrijp je, ik troost je.
Dat is het enige wat we echt willen als mens.
Troost.
Connectie.
Warmte.
Vergeet liefde.
Vergeet seks.
We willen gezien worden.
Begrepen worden.
Geknuffeld worden.
Wij helpen de mensen afkomen van hun opgebouwde spanningen en emoties.
Wij geven je wat drugs niet kan geven.
Drugs zijn euforie.
Maar zo tijdelijk.
Zo fucking tijdelijk.
Drugs zijn verdoving.
Drugs zijn schadelijk.
Drugs zijn geen oplossing.
Kunst is je eigen emoties voelen die we al lang geleden vergeten zijn.
Kunst zorgt ervoor dat je ze opnieuw herkent.
Dat wat je niet eens wist dat je het kwijt was.
Wij helpen je woorden ervoor te vinden.
We beelden het voor je in.
We geven er geluid aan.
We prikkelen al je zintuigen.
Al je emoties.
Zodat je jezelf beter begrijpt.
Zodat we eindelijk die spanning los kunnen laten.
Met z’n allen.
Zodat we kunnen ontladen.
Gewoon, ontladen!
Onszelf kunnen zuiveren.
Ik ben kunst.
Jij bent kunst.
Wij zijn kunst!
KUNST.’
Mensen klapten.
Ik klapte mee maar voelde me zo alleen.
Alleen met anderen is een dertiendelig verhaal over kiezen tussen jezelf of je familie. Elke woensdag een nieuw hoofdstuk.
Lees de vorige hoofdstukken terug:
∆1. Ik denk niet dat mijn familie me echt begrijpt
∆2. Hoe wij ruzie maken in dit gezin
∆ 3. Tussen overgevoelig en ongevoelig in zitten
∆4. Toen de wereld aan zijn einde kwam
∆5. Je hoeft niet van iemand te houden om bij diegene te blijven
∆ 6. Dit hadden we beter niet kunnen doen
∆7. De voordelen van een egoïst zijn
∆8. Gelijk hebben of gelijk krijgen is een wereld van verschil
∆9. Geen thuis hebben
∆10. Broos