Lieve vreemdeling,
Je wordt aangenomen als stagiair(e) bij het grootste tijdschrift van Nederland. Als eerste nieuwe films zien of muziek horen. Over de hele wereld vliegen om de sterren te spreken. Je krijgt tijdens het telefoongesprek te horen dat je om 08.30 uur begint en tot 17.00 uur werkt. Om de maanden die volgen erachter te komen dat je de enige bent op de redactie die er nog om 17.00 uur zit.
Je hebt regels en ongeschreven regels.
Ik zat nog om 17.05 uur achter het beeldscherm een stukje te tikken, toen de vaste telefoon op een ander bureau afging. Zo’n oplopende beltoon die je niet kan negeren. En aangezien ik de enige in de ruimte was…
Ken je dat gevoel van het ontkennen van de situatie? De deurbel gaat en je hoopt dat iemand anders in je huis de deur opendoet?
Nu wachtte ik op dat moment dat de telefoon werd doorgeschakeld naar een ander bureau of dat de beller ophield met bellen.
Maar de telefoon bleef overgaan. In een rondje. Langs de andere onbezette bureaus.
Nu begon het serieus te worden. Ik dook over het tafelblad heen om de hoorn op te pakken. Ik zei mijn naam.
‘Tomson! Ik was al bang dat niemand er meer was. Je spreekt met Karin, van Universal. Zaterdag komt Colbie Caillet naar Europa toe. Het is allemaal een beetje last minute, maar ze heeft net een gigantische hit en we zouden het geweldig vinden als je haar komt interviewen. In Berlijn.’
‘Ik?’
‘We regelen het vliegtuig. Een hotel. Ik probeer je een half uur interviewtijd te regelen, dat klinkt wel oké, toch?’
Karin was geen onbekende. Tot voor kort werkte ze zelf hier op de redactie. Tot ze haar droombaan vond als artiestenbegeleider bij Universal rondom persevenementen.
Droom groot.
Wow. Berlijn. Ik kende alle verhalen van de stagiair(e)s. Dat was wat iedereen me maandenlang zei op de redactie. Verhalen over stagiair(e)s die naar Hollywood, Beijing of Madagascar vlogen voor reportages en interviews met de sterren. Wanneer ging ik eens naar het buitenland?
Euh.
Nu dus. Nu. Mijn tijd was aangebroken. Eindelijk mocht ik dit ervaren. Heel BN’er Nederland had ik al geïnterviewd. Vaak via de telefoon. Of zo’n troosteloos kantoorhokje op het mediapark in Hilversum. Maar Berlijn?
Iedereen heeft een favoriete Europese stad. Dit was mijn favoriete Europese stad.
Het kwam erop neer dat ik de volgende ochtend al naar Duitsland moest vliegen. Vraag me niet hoe, maar ik vergat mijn tandenborstel mee te nemen.
Ik fix wel een tandenborstel na de douane.
Dus niet. Inchecken. Naar de gate. Plaatsnemen in het vliegtuig. De lucht in. Een journalist van een damesblad vloog met dezelfde vlucht als ik.
Zij zat een paar rijen voor me.
Een uur later landden we midden in de stad op vliegveld Berlijn-Tempelhof. Het vliegveld dat als luchtbrug voor de geallieerden fungeerde toen de muur er nog stond.
Udo van de platenmaatschappij haalde ons op. Een boomlange Nederlandse vent, die ook nog eens zijn schouders heen en weer bewoog als hij liep.
We liepen naar buiten. Hij hield een taxi aan en we reden door naar het hotel. Toen we daar aankwamen, haalde hij uit zijn binnenjas stapels met eurobiljetten en betaalde de chauffeur en vroeg een bonnetje ter verantwoording bij de platenmaatschappij.
Na het inchecken en spullen naar de kamer brengen, reisden we met een andere taxi naar de Fernsehturm. Na een korte wandeling gingen we een Duitse variant van de Starbucks in.
Udo praatte aan een stuk door over alle artiesten die hij persoonlijk kende. ‘Ken je dat openingsnummer?’ vroeg hij. Hij had het over de grootste Nederlandse band van dat moment. ‘Nou, hij liet het aan me horen in de studio. Kijk. Ik ben niet betrokken bij de totstandkoming van muziek. Maar ze nemen me serieus. Dus ik zei zo: “Dat intro duurt echt een minuut te lang.” En hij keek naar mij en knikte en zei: “Je hebt gelijk.” Nu is het mede dankzij mij een intro van 15 seconden geworden. Ze nemen me serieus, begrijp je?’
Oh ja. Dat begreep ik inmiddels wel. Elke anekdote kwam op hetzelfde neer. Hij was groot. Hij was geweldig. Dit ging de hele middag door.
Hij betaalde alles voor ons. Elke keer weer kwam die rol aan biljetten tevoorschijn. Koffie. Broodjes. Flesje water. Souvenirtje.
Hij wist niets van Berlijn. Ik alles. Terwijl de taxi langs de monumenten reed, wees ik op de stoplichten. Das Ampelmännchen. Dan kon je zien of je in Oost-Berlijn was. Kijk daar. Fabrieksterrein Osram-Höfe. Van de Osram-lampjes. Een samenstelling van Ost-Berlin en de stof Wolfraam die in de lamp zat.
Heb je wel eens het gevoel dat het niemand wat interesseert als je wat vertelt?
Udo en de journaliste reageerden niet echt op mijn Berlijnse weetjes. Dus ik stelde maar weer een vraag over een of andere geweldige artiest van Universal en of Udo ook voor dat succes verantwoordelijk was.
Aan het einde van de middag reden we naar het Eierkühlhaus. Ik kon het zelf nauwelijks geloven. Het iconische gebouw waar Universal inmiddels een kantoor in had gehuisvest. Precies naast de Oberbaumbrücke. Ik kon het niet laten om toch even uit te leggen dat in dit gebouw ooit eten werd gekoeld. Udo begon vanaf de stoel voorin de taxi steeds vreemder naar me te kijken. Dat zag ik aan zijn lichaamstaal.
Ik kan er ook niets aan doen dat ik dit allemaal wist. Echt niet.
Een jaar eerder had ik met studiegenoten de hele week in Berlijn vertoefd, waar we werden rondgeleid door Nederlandse journalisten die hier woonden. Dat was een geweldige week.
Goed. We gingen met de lift naar boven en ik kwam ondertussen wel tot de conclusie dat ik beter mijn bek kon houden. Udo was geweldig. Universal was geweldig. Ik was een wijsneus. Dus zwijg.
We kwamen aan op een verlaten kantoorverdieping. Aan de muur hingen de covers van bekende albumhoezen. Sommigen waren met zilver, platina of goud ingelijst. Ik wees naar Nelly Furtado. Ze had dit jaar een album uitgebracht onder productie van Timbaland. Elke single was een hit. Ze was niet van de muziekzenders af te slaan. ‘Haar geluid is best wel veranderd’, zei ik nog.
Maar Udo dacht dat ik het had over haar uiterlijk en begon daar een kulverhaal over.
Karin kwam tevoorschijn. Colbie Caillat had nog een kwartier extra rust nodig. Moe van de reis en interviews en zo.
Zoals dat gaat.
Zij was dus de reden dat ik hier was. Deze countryzangeres had net een hit gescoord met Bubbly en ter promotie van haar debuutplaat was ze in Europa.
Karin zei tegen mij: ‘Blij dat je de telefoon opnam.’
Dit was haar eerste grote klus voor haar nieuwe werkgever. Dat ik hier stond, was een overwinning. Goede indruk maken. Je begrijpt het wel. Later vandaag zou de muzieksamensteller van een groot Nederlands muziekstation aansluiten, net als iemand van een concertorganisator. Zo konden we vanavond naar haar optreden kijken in een zaaltje in Berlijn. Allemaal om ons warm te maken voor deze nieuwe superster.
Ik keek naar mijn aantekeningen. Op de redactie werden elke week tientallen cd’s bezorgd die nog uit moesten komen. Die van Colbie lag er ook tussen. Ik had ‘m voor het slapengaan en in het vliegtuig een paar keer beluisterd op mijn cd-speler.
Wat viel er te vragen aan deze blondine? Ze was van mijn leeftijd. Wat zou de lezer van het grootste tijdschrift nou echt willen weten? Waar het nummer Bubbly op gebaseerd was? Hoe het is om aan de Westkust van Amerika te wonen?
Karin vertelde me dat Colbie al de hele dag interviews had gedaan. De journaliste van het damesblad kreeg een kwartiertje. ‘Jij al een halfuur. Als enige journalist vandaag.’
Voel je speciaal.
Toen mijn medereisgenoot klaar was met vragen stellen, mocht ik naar binnen.
Iemand van haar entourage stelde me voor als Tomson en benadrukte even dat het tijdschrift waar ik voor schreef een miljoen abonnees had.
Het was een vergaderhok waar ik geen tafel stond, maar van die lage loungebanken. Heel ongemakkelijk voor een lang persoon als ik.
Wat ik graag wilde was een ‘echt gesprek’. Dus ik ging naast haar zitten.
We keuvelden een halfuur lang over niets in het bijzonder. Ik maakte wat aantekeningen. Toen was het klaar. Ze schudde me de hand, zei: ‘Thank you. Nice to meet you. Enjoy my show tonight.’
De taxi bracht ons naar een restaurant waar die muzieksamensteller en die gast van de concertorganisator aansloten. Daarna door naar het concert. Een klein zaaltje, dat aardig vol stond met jonge mensen.
Het was sinds kort verboden om hier te roken in de horeca. In Nederland was dat Europese verbod nog niet ingegaan.
Mijn neus moest wennen aan de zweet- en bierscheetgeuren.
Karin haalde bier voor iedereen, met de flappen van Udo.
‘Is dit normaal, dat je alles voor me betaalt?’ vroeg ik nog aan haar.
‘Jullie zijn onze gast’, zei ze.
Ik begon me een hoer te voelen.
Na het optreden doken we het nachtleven van Berlijn in. Twee drankjes hier. Twee drankjes daar.
Toen ik een luchtje ging scheppen met die concertorganisator vroeg ik waarom ze meer dan 100 euro voor een schouwburgconcert van een grote Amerikaanse zanger vroegen (Tom Waits). Een prijs die tot dan toe nauwelijks werd gevraagd voor een concert.
‘Omdat mensen het betalen’, was zijn antwoord.
Toen vroeg ik naar zijn favoriete muziek. Hij noemde wat namen op die klonken als gerechten uit de Roemeense keuken. ‘Maar die ken jij vast niet.’
Nee.
Toen vroeg hij naar mijn favoriete muziek.
Ik kreeg een black-out. Serieus. Opeens wist ik niets meer. Ik denk door de drank. Uiteindelijk zei ik: ‘Placebo.’
Toen zei hij: ‘Walgelijke muziek. Ik kan niet naar zijn stem luisteren.’
Daarna zweeg ik maar.
Binnen in een huiskamerkroeg vertelde Karin me dat de muzieksamensteller van dat grote radiostation had besloten om Colbie primetime te gaan draaien.
De paus had zijn zegen gegeven en het enige wat ik dacht: een cd’tje opzetten in Hilversum was niet goed genoeg om tot deze conclusie te komen. Je moet daarvoor naar Berlijn komen om haar live te zien spelen en vervolgens de hele avond en nacht gratis drinken op de flappen van de platenmaatschappij.
Denk niet te licht over je beslissingen.
Ik vertelde nog aan Karin dat dit typisch Duits was. Van die huiskamers die lijken op het meubilair van je oma, waar ze een tap neerzetten en een wc en dan heb je een kroeg.
Maar ook zij luisterde niet echt.
Ik dronk mijn ongemak weg. Terug in het hotel tolde de hele kamer. Ik viel met de lampen en tv aan in slaap.
De volgende ochtend stonk mijn mond zo dat ik in lichte paniek raakte dat ik geen tandenborstel had meegenomen.
Het enige wat op de badkamer lag was zo’n mini-flacon shower gel. Ik duwde wat gel op mijn vinger en begon mijn tanden ermee te boenen.
Ik ging over mijn nek van de smerigheid.
Geloof me.
SMERIG.
Na het ontbijt hadden we nog een paar uur tot het vliegtuig terug naar Amsterdam ging.
We doken het DDR-museum in. Op Udo’s kosten.
Karin vroeg of ik al had nagedacht op welke plek ik het interview met Colbie zou plaatsen in het blad. Omdat ik me schaamde voor mijn kateradem vermengd met badedas, sprak ik in extreem korte zinnen. Dus ik zei: ‘Nee.’
‘Ik zat te denken aan dat kadertje naast de cd-recensies’, zei ze.
Ik had zo weinig zinnigs uit de mond van Colbie genoteerd. Daar kon ik nooit een hele pagina mee vullen.
(Waarschijnlijk lag het aan mijn vragen)
Maar zo’n klein kadertje van amper 200 woorden moest wel lukken.
Dus ik knikte instemmend en ik voelde me nog meer een hoer.
Ik begreep het allemaal wel. De ongeschreven regels tussen journalisten en platenmaatschappij.
Wij verwennen jou, Tomson. Laten je naar Berlijn vliegen. Betalen je koffie. Je broodjes. Je bier. En geven je toegang tot de sterren. In ruil daarvoor maak je er een prachtig stukje tekst van.
Tuurlijk werkt het zo. Elke bekende artiest of BN’er die zich laat interviewen op tv, in de krant of in een tijdschrift heeft iets te verkopen. Daarvoor delen ze intimiteit met de vraagsteller, in ruil voor aandacht.
Mediawaarde wordt dat genoemd. De prijs van een advertentie, die je niet hoeft te betalen, omdat de journalisten over je film, bedrijf of muziekalbum schrijven. In plaats van 30.000 euro aan een paginagrote advertentie kopen in het blad om het album te promoten, hadden ze voor dit tripje naar Berlijn een artikeltje gescoord in het tijdschrift met een miljoen abonnees.
Maar toch. Die twee dagen in Berlijn had ik een te akelig zelfbewustzijn. Ik kon het maar niet van me afzetten. Natuurlijk ging het niet om mij, maar om de toegang die ze via mij kregen naar een miljoen Nederlanders. Dat was de ongeschreven regel. Maar ik voelde me gewoon een te zelfbewuste hoer. Ook al werd ik dronken op hun kosten.
Terug in Nederland probeerde ik het ongemak te delen met mijn vrienden en familie. Niemand begreep het.
‘Leuk toch, zo’n tripje? Waar maak je je eigenlijk druk om? Zo werkt het toch? Of jouw werkgever betaalt je onkosten, of die platenmaatschappij. Prima toch?’
Euh, ethiek ofzo?
‘Ze hebben toch niet jouw geschreven stuk beïnvloed?’
Nee, niet echt? Denk ik?
Ik kwam Udo een half jaar later tegen op het Rotterdamse festival Motel Mozaique waar ik voor de publieke omroep was. Ik maakte sfeerverslagen van het festival.
Ik liep net een kroeg uit waar een concert was gegeven. Hij kwam me via de stoep tegemoet gelopen. Zijn schouders gingen heen en weer. Ik stak mijn hand op en zei: ‘Hé Udo.’
Hij keek mij aan en keek toen langs me heen. Hij herkende me gewoon niet en ik zag hoe hij van me vandaan liep.
Pijnlijk wel. Vooral omdat de mensen om me heen dit ook zagen.
Toen begreep ik het pas echt.
Dat ongemak wat ik voelde in Berlijn. Het was de gemaaktheid die me zo maf liet voelen.
Net als het telefoontje dat ik na afloop kreeg toen het stuk was gepubliceerd. ‘Geweldig werk, Tomson!’
200 woorden. Geweldig werk? Het was prutswerk. Hoe kon zij dat zeggen? Ze had nota bene hier gewerkt.
Dit was een groot theaterstuk van ongeschreven regels. Gespeelde oprechtheid. 24 uur met elkaar doorgebracht, maar het was voor Udo business as usual. Niet belangrijk genoeg om zelfs maar mijn gezicht te onthouden. Karin prees mijn prutswerk.
Wat telde daar in Berlijn was de naam van het tijdschrift waar ik voor schreef. Dat was het enige.
De enige die oprecht tegen me deed, was die gast van die concertorganisator. Die Placebo verschrikkelijk vond. Hij had niets bij me te winnen.
Ik kon dit niet. Noem me te gevoelig. Maar ik kon dit werk niet doen.
Daar op Motel Mozaique wist ik het zeker.
De muziekjournalistiek ging niet mijn toekomst zijn.
Het kon niet mijn wereld worden, omdat ik geen rol kan spelen in dit toneelstuk.
Liefs,
Tomson
PS Ik heb een poging gedaan om een aantal langere teksten te schrijven over de kantelpunten in mijn leven. Ik heb de namen aangepast 😅. Ik hoop dat je het wat vond. Laat het me gerust weten door op ‘reply’ te drukken en wat terug te tiepen.
PS Mijn 15 favoriete Placebo-tracks
PPS Elke ochtend zeg ik de namen van mijn engelen op. Word ook elke ochtend opgenoemd en word mijn Engel (Laat het me weten. Ik heb wat voor je klaarliggen als engel).