Lieve vreemdeling,
We vonden een kroeg aan de Oude Gracht, met vooral groepjes mannen en een enkele vrouw. Mensen met van die verwassen bandshirts aan. Van die onverzorgde baarden en een te grote drankglimlach op hun gezicht.
Tirza zette twee glazen bier neer en ging tegenover mij zitten. We tikten de glazen tegen elkaar aan en keken diep in elkaars ogen.
Proosten zonder oogcontact betekent de volgende zeven jaar slechte seks. Dat was ook een regel.
‘Is dit ons voorland?’ vroeg ik, knikkend naar de hard pratende mannen bij de bar.
‘Maar ze zijn wel volledig zichzelf’, zei Tirza met een lage stem.
‘Het lijkt ze in ieder geval niet veel meer te boeien wat de rest van de wereld van hen vindt.’
Een vrouw op hakken kwam aan het einde van de kroeg de deur van de toiletten uit. Ze trok haar leren rokje goed en liep met wiebelende enkels terug. Ik zag dat Tirza haar ook zag.
‘De voorspelbaarheid van de middelmaat slokt ons allemaal op’, zei ik. ‘De hele week elke avond op de bank tv kijken. Of je tijd verspillen op je telefoon. En eens in de acht weken je klem zuipen met je vrienden op vrijdagavond in de kroeg.’
‘Ook jij gaat eindigen op die bank met een vrouwtje naast je, Ziggy’, zei Tirza.
Ik haalde mijn zonnebril van mijn kraag af, schoof die op mijn neus en wreef daarna als automatisme over mijn getatoeëerde vingers en pols.
Om non-verbaal aan te geven: zie ik er standaard uit?
Tirza ontgrendelde haar Samsung-telefoon met haar duim zonder het toestel op te pakken. Ze swipete door wat foto’s heen, tilde het toestel op en liet een foto zien. ‘Mijn nieuwe werkplek. Pak maar hoor. Als je naar rechts beweegt, zie je nog enkele collega’s.’
Ik pakte de telefoon en bekeek de foto’s met computerschermen, bureau’s en vergaderhokjes met een ronde tafel, een plant en halfgeopende lamellen.
‘Zo, zo. Hoe bevalt je nieuwe baan?’ vroeg ik.
‘Best. Ze kunnen nu al niet zonder me’, zei ze.
‘Jeetje. Jij kleedt je ook al mainstream daar. Je hebt zelfs een colletje aan tot aan je kin!’ Ik draaide het toestel om, waarna Tirza met een halve seconde zag welke foto het was en toen alweer wegkeek.
‘Ik heb nu verantwoordelijkheden, Ziggy. Tuurlijk pas ik me aan’, zei ze bijna schuldbewust.
‘Het verval is begonnen, Tirza. Het verval. Dan kan je wel zeggen dat ik eindig op de bank met een vrouwtje naast me. Maar jij bent daar toch eerder dan ik.’
Ik legde de telefoon voor Tirza neer en nam een slok van mijn bier. Zij streek met haar hand over haar hals en keek toen met samengeknepen ogen naar me.
‘Ik ben blij voor je’, zei ik. ‘Je hebt er hard voor gewerkt.’
Ze knikte en krulde haar lippen plichtmatig.
‘Ik las eens dat het universum alles in het werk stelt om in het midden uit te komen. Zoals water zich gelijkmatig verdeelt over de oppervlakte’, zei ik. ‘Dat is wat het leven doet. De extremen neutraliseren. Zelfs het universum is tegen ons.’
‘Maar. Kan jij het? Huisje, boompje, beestje?’ vroeg Tirza.
Ik schoof de zonnebril naar de punt van mijn neus, keek haar als een strenge leraar aan en zei: ‘Wat denk jij zelf?’
‘Volgens mij ben je daar te tegendraads voor’, zei ze. Daarna: ‘Ik wil seks.’
Ik legde mijn zonnebril op tafel. ‘Ovulatie?’
‘Heb jij niet een leuke vriend over?’ vroeg ze.
Ik lachte zonder emotie. Randall? Xander?
‘No way dat ik jou ga koppelen aan iemand. Dan word je nog gelukkig en zie ik je steeds minder, tot het moment dat ik uit je leven ben verdwenen. Omdat je me bent vergeten. Dat maakt me jaloers. Dat jullie doorgaan zonder mij. Ik wil je gewoon exclusief voor mezelf houden.’
‘Wat egoïstisch van je’, zei ze.
‘Wat? Ik deel mijn vrienden gewoon niet.’
‘Je weet hoe tering eenzaam ik ben. Dat ik zo verlang naar gewoon iemand die het niet om mijn tieten doet, maar om mijn ziel.’
‘Waarom maak je mij verantwoordelijk voor jouw eenzaamheid?’ vroeg ik.
‘Omdat we vrienden zijn! Omdat vrienden elkaar helpen’, zei ze.
‘Vrienden helpen elkaar niet. Vriendschap is allesbehalve helpen. Vriendschap is een warme band, zonder de verwachtingen die we in relaties wel hebben. En zonder de seks.’
‘Maar jij wil me wel exclusief voor jezelf als vriend. Dat neigt toch meer naar een jaloerse liefdesrelatie.’
‘Daar heb je een punt’, zuchtte ik. Ik drukte mezelf tegen de rug van de stoel aan, liet me wat naar beneden zakken en rekte me uit met een gaap. ‘Maar nee. Ik heb niemand voor je.’
Tirza bleef nee schudden met haar hoofd. ‘Je wil niemand voor me. Dat is een groot verschil.’
‘Dat ook.’ Toen ging ik rechtop zitten en boog voorover. ‘Ik denk dat ik een kameleon ben. Ik zie mezelf best wel gelukkig worden in een vinex-wijk met een goed verzorgde vrouw, een tuintje. Oprit. Net zoals ik mezelf tot mijn pensioen in een vrijgezellenflatje zie wonen met diverse lat-relaties. Het maakt eigenlijk niet uit hoe mijn leven loopt. Ik weet gewoon zeker dat ik altijd een sterk gevoel zou hebben dat ik iets fundamenteels mis. Dat wat me laat verlangen naar de andere kant van de kloof. Maar als ik daar ben, droom ik weer over waar ik net vandaan kwam. Snap je? Alsof er een oerleegte in me zit, die nooit door iets of iemand gevuld kan worden. Dat idee dat we in de buik van onze ma het warm, vredig en perfect hadden. Eén met een ander lijf. Geen honger. Geen dorst. Gewoon schijten in het vruchtwater en dat weer opvreten.’
Ik maakte lachgeluiden als een kerstman op zijn slee, om dan weer met serieuze toon verder te gaan: ‘Negen maanden lang kende niemand ons. Nul verwachtingen. Nul veroordelingen. De wereld was goed. De wereld was fijn. Tot de schaar in die navelstreng werd gezet. Dat was het begin van het einde. Van elk mens. We zijn geboren in een poel vol verwachtingen, waar geen enkel kind aan kan voldoen. We lopen de rest van ons leven rond met zo’n gevoel: ik ben teleurstellend. En: is dit het dan? Ja. Dat is het ding.’ Ik tikte met mijn wijsvinger hard op tafel. ‘Dit is het dan.’
‘En waarom zou jij die ene bij wie alles aanvoelt als het lot niet in je leven tegen kunnen komen? Samensmelting van twee zielen, die voor eeuwig naar elkaar op zoek waren en dan kruisen jullie ogen en voelt alles weer aan als.…’
Tirza knipperde snel met haar ogen en maakte een hartje van haar twee handen.
Ik kon slechts mijn wenkbrauwen omhoog takelen.
‘Ik zal je vertellen waarom dat onzin is’, zei ik en ik nam een grote slok van het bier.
‘Kom maar door, opa.’ Ze gebaarde met haar twee handen alsof ze een vliegtuig op de startbaan aan het dirigeren was om naar haar toe te rijden.
Ik schraapte zijn keel: ‘Omdat er altijd een nieuwe dag komt. Omdat wat vandaag als het lot aanvoelt, we morgen voor lief nemen. Alsof het altijd bestaan heeft.’ Ik knikte met mijn ogen gesloten. ‘Wat ik zei: het universum zorgt dat de pieken en dalen normaliseren tot een grote middelmatige brei. Dat maakt ons blind voor al het goeds dat we hebben. Dat laat ons verlangen naar andere dingen. Het is de motor van ons ongeluk. Want als we blijven, zijn we verveeld. Als we weggaan, is er pijn en teleurstelling. En in zekere zin is dat de enige vraag die in ons leven telt. Heb je liever pijn of verveling?’
‘Vraag je dat nou echt aan mij?’ vroeg ze.
‘We vergeten hoe erg we verlangd hebben naar dat wat ons gelukkig heeft gemaakt. De mensen in Wassenaar, verstopt achter de hekken, volgehangen met camera’s, met zwembaden in de tuin zoals de vinex-wijken vol staan met van die gemeentespeeltuintjes vol verantwoorde fantasieloze wipwappen en schommels. Die mensen voelen zich net zo ongelukkig als iemand in Kanaleneiland in een flatje op drie hoog, met vier schreeuwende kinderen, verdeeld over twee slaapkamers. Want mensen vergelijken zich altijd met de mensen die net iets meer hebben dan zijzelf. We kijken altijd omhoog. Nooit naar beneden.’
Ik zette het glas aan mijn lippen en dronk het in een keer leeg. Om daarna met ademtekort te zeggen: ‘Dus vertel, Tirza. Wat mis jij nou op dit moment echt in het leven. Behalve dan een lijf om ’s avonds tegenaan te kruipen?’
‘Je weet hoe fokt op mijn jeugd was. Je weet hoe wanhopig ik om de aandacht van mannen vraag.’ Ze wees met haar kin naar haar decolleté. ‘En toch voel ik me best oké, hoor. Want ik zeg elke ochtend mijn dankbaarheidsgebedjes op. Dus kom niet aan met je cynisme.’
‘Oh ja? Dankbaarheidsgebedjes? Ik ben geil. Ik ben geil. Ik ben geil’, begon ik te hijgen en maakte rukbewegingen boven de tafel.
‘Maak me niet belachelijk.’ Ze doop twee vingers in haar bierglas en gooide vervolgens de druppels in mijn gezicht.
‘Maar vertel nou. Wat roep je elke ochtend tegen jezelf?’ vroeg ik.
‘Ja dááág.’
‘Toe nou. Zeg!’
Met haar blik verlegen naar beneden gericht, zei ze in sneltreinvaart: ‘Ik ben krachtig. Ik accepteer mijzelf zoals ik ben. Ik laat alle oude patronen los. Ik ben gezond. Ik heb lief. Ik ben geliefd. Ik geef mezelf de ruimte om fouten te maken. Ik neem de tijd voor mezelf als ik dat nodig heb. Ik ben alles wat is. Ik geef mijn lichaam wat het nodig heeft. Ik ben waardig. Ik ben in balans. Ik hou van het leven. Ik houd van mezelf. Want ik ben vrede. Ik ben liefde. Ik ben het waard om van gehouden te worden. Ik ben succes. Ik ben gelukkig. Ik heel. Ik heb vertrouwen. Alles komt op exact de juiste tijd. Ik sta open voor heling. Ik sta open voor verandering. Ik sta open voor liefde. Ik sta open voor groei. Ik bied geen weerstand. Ik vertrouw op het universum. Ik vertrouw op mijn beschermengelen. Ik ben gelukkig in het nu. Want ik ben het universum.’
Ze stopte.
Ik moest de woorden verwerken. Toen zei ik op dezelfde toon: ‘Ik sta open voor een gigantische vleeslul. Ik wil zaad ontvangen. Zoveel mogelijk zaad. In mijn mondje en in mijn kutje. Ik houd van een lul. Geef me zoveel mogelijk lullen. In elk gat.’
‘Wat doe je weer gemeen’, zuchtte ze.
Dat was gemeen.
‘Weet je’, zei ik gemeend. ‘Zeg je dat echt elke ochtend tegen jezelf?’
‘Jup.’
‘Helpt het?’ vroeg ik.
‘Dan ga ik mezelf knuffelen en aanraken. Als niemand anders het doet, moet ik het zelf maar doen, hè.’
‘Misschien moet ik toch maar wel eens kijken naar een beschikbare vriend’, zei ik.
‘Zou je dan echt jaloers zijn, als ik met een vriend van je heb?’
‘Jaloezie. De gedachte dat je de ander bezit en dat die van je afgenomen kan worden. Maar we zijn van niemand. Ik besef dat meer dan anderen’, zei ik.
‘Maar. Ben je wel eens jaloers?’
‘Ik denk niet dat ik mijn hart ooit volledig geopend heb voor iemand om dat te voelen’, zei ik. ‘Jij?’
‘Ik ben nog nooit verliefd geweest. Dus, ik denk hetzelfde?’
‘Nee? Geen vlinders of zo?’ vroeg ik.
‘Dat wel. Maar als de aandacht wordt beantwoord, zijn ze weer weg. Ik denk niet dat dat verliefdheid is.’
‘Het maakt me somber. Dat ik nooit volledig één kan worden met een ander’, zei ik.
‘Maar je hebt je hart nog nooit volledig geopend voor iemand. Dus hoe kan je dat nou weten?’ vroeg Tirza.
‘Ik voel het.’
‘Nee. Je bent gewoon bang’, zei ze.
‘Oh, is dat het?’ zei ik verveeld. ‘Je kent Yara toch nog wel?’
‘Daar had je een relatie mee toch, op de middelbare? Die slanke.’
‘Ja! Zij.’
‘Was zij die ene?’ vroeg ze verbaasd.
‘Zij was de eerste en dat is toch. Ik weet niet. Het was bijzonder. Het leek op verliefdheid. Het kwam in de buurt. Maar nee. Ik heb mijn hart niet volledig geopend bij haar denk ik.’
‘Jammer.’
Ik wuifde het weg. ‘Laten we gewoon dronken worden, gaan dansen en met iemand neuken. En als we niemand vinden, slaap ik vanavond in jouw bed in plaats van op je slaapbank. Zodat we elkaar nog hebben.’
‘Jij gaat echt niet in mijn bed slapen, vriend’, zei ze vol walging.
‘Ik bedoel in jouw bed, als vrienden, gek. Handen thuis. Beloofd. Zodat je ook wat warmte naast je hebt. Dat is het enige.’
Ze keek me onderzoekend aan. ‘Beloofd?’
‘Beloofd’, zei ik.
‘Seks verpest elke vriendschap’, zei ze.
‘Was het dan wel echte vriendschap?’ vroeg ik.
‘Ik wil je niet kwijt als vriend, Ziggy.’
‘Ik jou ook niet, Tirzaatje.’
‘Deal’, zei ze.
Ze zette het glas aan haar lippen en dronk het in een keer leeg.
‘Zo oncharmant dit’, zei ik.
Toen liet ze een boer. ‘Sorry. Wat zei je?’
Ik snifte luid met mijn neus en glimlachte. ‘Zou jij kinderen willen?’
‘Absoluut’, zei Tirza. ‘En als dat me niet mag overkomen. Dan adopteer ik een Aziatisch kindje. Die zijn zo schattig!’
‘Dat klinkt best wel… racistisch.’
‘Hoezo?’
‘Oppervlakkig. Alsof het je puppy is. Om mee te pronken.’
‘Alle mensen, wat ben je cynisch vandaag zeg. Ga je nog bier halen, of wat?’ en ze begon met het lege glas richting mij te zwaaien, zodat de laatste druppels mijn lijf aanraakten.
‘Doe eens niet’, zei ik terwijl ik mijn schouder weg bewoog en mijn gezicht afwendde.
‘Maar’, zei Tirza. ‘Jij? Kids?’
‘Ik kan me tientallen levens voorstellen, waarin ik in zekere zin gelukkig kan zijn. Maar toch. Dat idee. Dat ik vader word? Met verantwoordelijkheden? Dat zo’n kleintje volledig aan mijn keuzes en handelingen is overgeleverd? Man. Ik kan mezelf nauwelijks dwingen tot een stabiele toekomst. In ieder geval zijn al mijn keuzes het tegenovergestelde van wat goed voor me is.’
‘Ik snap je’, zei Tirza en knikte.
‘Biertje dan maar?’
Ik ben al drie jaar bezig met deze roman: Tweelingzielen sterven nooit. Ik deel elke woensdag de eerste 13 hoofdstukken.
Het gaat over een onmogelijke liefde tussen hedonist Ziggy en perfectionist Katy. Ik probeer alle thema’s van de afgelopen jaren in dit werk te stoppen: hedonisme, gevoeligheid, existentialisme, depressie, jeugdtrauma.
Lees de vorige delen van Ziggy terug
​1/13 Je moet bloeden als je wil veranderen​
​2/13 Word niet jezelf. Word iemand anders.​
​3/13 Sombere jongens huilen ook​
​4/13 Vochtige plekjes​
​5/13 Je klinkt als mijn vriendin​
​6/13 Als je je verward en bedroefd voelt, ligt het aan jezelf​
​7/13 De middelmatigheid haalt ons allemaal in​
​