Lieve vreemdeling,
Een vrij lang hoofdstuk dit keer. Ziggy en Katy gaan op date met elkaar. Ik heb ‘m proberen in te korten. Maar dan gaat toch de dynamiek van de scènes verloren.
Veel plezier!
Liefs,
Tomson
Hoofdstuk 11 – Waarom kwetsbaar zijn als niemand bij je blijft
Dus we spraken af. Op haar voorwaarde. Zondagmiddag, zonder alcohol. Hartje Utrecht.
‘Je eenzaamheid gaat meer spreken als de lampen gedempt zijn en de alcohol je in een roes wiegt’, appte ze me nog.
Ik wil best bekennen dat het me angst gaf. Angst.
Sterrenstof was leuker. ’s Avonds met alcohol op.
Ziggy Blank was maar Ziggy Blank. Een man zonder huis. Een gast zonder opleiding. Een vent met schulden. Een gast die niets had te vertellen.
Katy stond al op me te wachten op het stationsplein. Ik stopte even om naar haar te kijken en mijn zenuwen de baas te zijn. Blauw jack. Witte gympies. Wat mascara op haar wimpers. Toen ze mij zag, knikte ik met mijn kin naar boven. Zij knikte terug. Daarna gingen haar ogen naar beneden met een onderdrukte glimlach.
Ze gaf me een afstandelijke knuffel. Alleen onze kinnen raakten kort elkaars armen en schouders aan.
Ik stelde me nog voor: ‘Ziggy.’
Waarna zij veel te serieus zei: ‘Weet ik.’
Zwijgend liepen we naast elkaar door het winkelcentrum Hoog Catharijne heen. Een oneindig labyrint, een oneindige stroom mensen op zondagmiddag.
Wat valt er voor diepzinnigs te zeggen op zondagmiddag om 1 uur?
En toch.
Het broeide.
Snap je?
Het broeide.
Buiten op Vredenburgplein was een markt aan de gang.
We waren de enigen die stilstonden.
Het was het oogcontact dat ze vermeed dat zoveel zei.
‘Wat wil je later worden, Ziggy, als je groot bent?’ vroeg ze me.
‘Een man zonder zorgen, denk ik.’ Ik knikte bevestigend. ‘En jij?’
‘Onafhankelijk.’
Ze bleef me aankijken. ‘Waarom ben je nog niet zonder zorgen dan, Ziggy?’
Toen begon ik het te voelen. Van die opkomende tranen. Alsof mijn gehele verdediging op de muur van mijn kasteel in een keer was verdwenen. Niet alleen dat. Ze hadden de poort en de brug opengezet voor een bestorming.
Ze gebaarde om verder te lopen, richting de Oude Gracht.
‘Waarom ben jij nog geen Zwitserland geworden dan?’ vroeg ik.
‘Ik wacht op erkenning van anderen.’
Bij de Oude Gracht liepen te veel mensen, dus wat viel er te vragen als je koppeltjes, gezinnen en mensen met wandelstokken vermeed?
‘Het is een regel om onder de Dom door te lopen als je er bent’, zei ik.
Dus we liepen onder de Dom door.
‘Brengt het geluk?’ vroeg Katy.
‘Geluk overkomt je’, antwoordde ik. ‘Net zoals tegenslag.’
‘Is dat zo?’
‘Onder de Dom doorlopen voorkomt dat je nog meer tegenspoed krijgt.’
‘Nou. Op minder tegenspoed dan’, zei ze.
We liepen weg van de kerktoren, naar de Nieuwe Gracht.
‘Wat doe je overdag en zo?’ vroeg ik. Wat moest ik anders vragen?
‘Ik ben freelance developer. Ik doe af en toe wat klusjes, terwijl ik tussendoor werk aan mijn eigen app.’
‘Eigen app?’
‘Ja. Het heet de Saturnus club. Het is een spirituele mental health app die je helpt om met focus en zelfdiscipline wat aan je dag te doen, zodat je een hogere staat van zelfbewustzijn bereikt.’
‘En je bedoelt club als een fitnessschool in plaats van het nachtleven?’ vroeg ik.
‘Ja!’ Ze gebaarde als ze sprak veel met haar slanke polsen en dunne vingers. ‘Het is aan de gebruiker wanneer die zin heeft om aan zichzelf te werken. Ik denk dat veel methodes je een schuldgevoel geven, omdat je het idee hebt dat je het elke dag moet doen. Maar dat hoeft bij mijn app niet.’
‘Slim bekeken’, zei ik. ‘Aangezien iedere sportschoolabonnee een fitter lijf wil, maar bijna niemand er tijd voor maakt. Het is het zelfbedrog dat die sportscholen zo rijk maakt.’
‘Ik wil niet rijk worden. Ik wil mensen helpen’, zei ze met een toon.
‘Die twee kunnen niet samen gaan, denk je?’
‘Geld bepaalt niet mijn geluk, als je dat bedoelt’, zei ze. De strenge toon bleef.
We doken een restaurant in dat geheel verlaten was. De radio klonk op de achtergrond. Zo’n veel te zoete zender.
Katy dronk cappuccino en ik een americano.
‘Zo zwart als mijn ziel’, zei ik nog.
Ze lachte niet.
Het stoeltje was te laag, waardoor ik half in de stoel hing, met mijn benen van me af. Zij zat rechtop in haar stoel met twee handen om haar mok heen, af en toe te nippen, zonder oogcontact te maken.
‘Je kan in ieder geval doen alsof je me gevat vindt’, zei ik nog. ‘Niks mis mee, toch?’
‘Bewonder me’, antwoordde ze en nam een slok.
‘Is je cynisme je wapen of je schild in de wereld?’ vroeg ik en ik roerde nog maar eens voor de zoveelste keer in mijn kopje.
‘Wat denk je zelf?’ vroeg ze en ze zette de mok neer.
We waren zo ongemakkelijk samen.
Ik trok bij de kassa het hoesje van mijn telefoon uit mijn vest en trok er een briefje van vijf euro uit. De serveerster bleef naar het briefje kijken. Toen keek ik naar het display. 7 euro 20. Ik bleef daar maar staan met het biljet in mijn hand en die serveerster bleef maar naar mij kijken, wachtend op een actie van mij.
‘Van mij hoef je niet de gentleman te spelen hoor’, zei Katy, die uit de toiletten kwam. ‘Want dit begint een treurige voorstelling te worden, meneer Ziggy.’ Ze haalde haar pinpas tevoorschijn en legde die op het pinapparaat.
Buiten stak ik mijn een na laatste peuk op en bood het pakje aan Katy aan. Ze keek er zo vies naar. ‘Ga je nu zeggen dat je liever een schoorsteen schoonlikt?’ vroeg ik.
‘Ik lik niets vandaag, lieve schat’, zei Katy.
Toen begon ik het door te hebben. Die starre houding.
‘De enige reden’, zei ik wild gebarend met mijn twee handen, ‘dat je zo tegen me doet, is omdat je niet kan geloven dat iemand moeite voor je blijft doen. Dus waarom kwetsbaar zijn, als niemand bij je blijft?’
‘Zag je dat allemaal op mijn Instagramprofiel, ja?’
‘Doe eens kwetsbaar. Vertel me een geheim’, zei ik.
We begonnen weer te lopen, terug richting de Dom.
‘Onregelmatig ongesteld’, zei ze.
‘Is dat een geheim?’ vroeg ik verward. Dit klonk meer als een nutteloos lichamelijk weetje.
‘Niet geheim genoeg voor je?’ vroeg ze.
‘Oh, jawel hoor.’
‘Wat is jouw grootste angst?’ vroeg ze toen.
‘Te lang leven denk ik’, zei ik. ‘Sterven is makkelijk. Daar hoef je niets voor te doen. Leven niet. Daar moet je heel veel voor doen.’
Nu ik deze gedachte zo hardop zei, klonk die nergens meer naar. Die miste impact of zo. Ik schaamde me gelijk dat ik dit had bekend. Wie hield nou van donkere gedachten?
‘Maar, Ziggy, vertel me.’ Ze stopte met wandelen en ik ook. Ze keek me onderzoekend aan, met half-dichtgeknepen ogen. Van die dikke lippen, om aan te zuigen. ‘Heb je het echt nodig? Alcohol?’
Ik grinnikte. ‘Dat is wel een ding bij jou, hè’, zei ik. ‘Mijn alcoholgedrag?’
‘Niet per se de alcohol. Wel het gebrek aan zelfbeheersing. Ik vind dat iedereen wat van het leven moet maken. Om zo een hogere versie van jezelf te worden. Ik wil geen energie meer steken in mensen die zichzelf niet serieus nemen.’
‘Precies en daarom drink ik. Dan komt meneer Sterrenstof tevoorschijn. Sterrenstof voor intimi. Sterrenstof is een betere versie van mezelf.’
‘En die komt alleen met alcohol tevoorschijn?’ vroeg ze.
‘Vaak wel.’
Toen zoende ik haar op de mond.
Out of the blue.
Katy’s lippen bleven gesloten. Dus haalde ik mijne er weer vanaf.
‘Ik dacht, ik voelde een bepaalde vibe’, stamelde ik.
Gek gevoel in de buik. Alsof ik door mijn moeder was betrapt op het stelen van snoep. Met de hand in de pot.
Ze kneep haar ogen nog meer samen en keek naar de grond. Ik keek ook naar de grond. Onze voeten wezen naar elkaar.
‘Zeg eens iets oprechts, Ziggy. Gewoon iets oprechts’, zei ze toen.
‘Ik ben niet zo goed met woorden op zondagmiddag, geloof ik.’
‘Heus wel. Je durft jezelf alleen niet te laten zien aan me zonder alcohol in je systeem’, zei ze.
‘Het lijkt wel alsof iedereen het weet, maar niemand het zegt’, zei ik toen, starend naar de lucht.
‘Wat?’
Ik keek haar aan: ‘Dat we sterfelijk zijn.’
Ze kneep haar ogen nog meer samen.
‘Maak ik je al ongemakkelijk met mijn zwarte ziel?’ vroeg ik haar toen.
‘Integendeel’, zei ze.
‘Wil je iets zien?’ Ik stroopte mijn rechtermouw op en liet haar mijn pols zien.
ZINLOOS.
Ze knikte.
‘Jij hebt ambitie en zo’, zei ik. ‘Dus wat doe je hier op zondagmiddag met mij?’
‘Ik voel je eenzaamheid’, zei ze met een trillende stem.
‘Hoe voelt dat?’ vroeg ik.
‘De meeste mensen vechten er tegen. Dat gevoel. Ze willen het niet voelen. Maar jij vecht niet tegen je eenzaamheid. Je vecht tegen iets anders.’
‘Oh?’
‘Klinkt het gek als ik zeg dat ik vannacht over je heb gedroomd?’ vroeg ze.
‘Hadden we het wel leuk samen dan?’
’Nou. In mijn droom had ik je eenzaamheid gevangen. Omdat ik dacht dat ik je zo kon redden. Toch stierf je, onder een boom.’
‘Jezus, Katy’, zei ik vol afschuw.
‘In mijn dromen sterven mensen constant. Hoe hard ik mijn best ook doe’, zei ze.
‘Misschien moet je stoppen met het redden van mensen en ze gewoon laten doodgaan’, zei ik.
‘Denk je?’ Vroeg ze. ‘Goh.’
Ik drukte de peuk uit onder de hak van mijn schoen, zoals een cowboy zou doen. ‘Wat weet ik nou van dromen?’ mompelde ik.
We liepen verder. Maar nu met een langzamere pas. Met aan het einde van de straat de Dom zichtbaar.
‘Zou je met me blijven daten als je weet dat we beiden alleen achterblijven?’ vroeg ze toen.
‘Dat kan ik alleen beantwoorden als ik weet hoeveel pijn we elkaar tussendoor gaan doen’, zei ik. ‘Dan kan ik inschatten of dat het waard is.’
‘Pijn is altijd een reflectie uit je verleden of je vorige leven, denk ik’, zei ze.
‘Geloof je daarin?’ vroeg ik. ‘In een vorig leven?’
‘Soms heb ik van die flashbacks. Van die déjà-vu’s. Dan denk ik dat, ja’, zei ze.
‘Dat is slechts een gedachte’, zei ik. ‘Alles is uiteindelijk slechts een gedachte. Ook dat van een vorig leven.’
‘En toch voelt het zo’, zei Katy.
‘Wat voor flashbacks heb je dan. Herinneringen?’ vroeg ik.
‘Heel specifieke gevoelens. Ik kan het moeilijk uitleggen. Als ik er woorden aan probeer te geven, gaat de betekenis al verloren. Net zoals ik jouw eenzaamheid voel. En dat andere. Maar ik kan het niet helemaal plaatsen. Laat staan uitleggen.’
‘Vertel je het me als je het weet?’ vroeg ik.
‘Als ik de woorden ervoor kan vinden.’
‘Waarom vertel je me dit allemaal?’ vroeg ik toen.
‘Om je theorie te testen’, zei ze. ‘Of ik inderdaad niet kwetsbaar durf te zijn, omdat niemand bij me blijft.’
We stopten weer. Warmte nam mijn lijf over.
‘Ben je bang?’ vroeg ik.
Ze knikte. ‘Dat je me uitlacht. Me serieus neemt, naar me luistert, me mijn hart laat openen en dan toch op een dag weer zomaar vertrekt.’
Ik raakte haar wang aan met de buitenkant van mijn hand. ‘Ik voel je pijn’, zei ik. ‘Ik heb die angst ook.’
‘Weet ik’, zei ze. ‘Ik zag het zelfs in de club. Toen je je als een debiel zat te gedragen.’
‘Mr. Sterrenstof is geen debiel’, zei ik streng.
‘Nee?’
‘Meneer Sterrenstof had bijna Ziggy Blank vermoord. In Bunnik. Op een huisfeestje. Je ziet de korsten nog zitten op mijn gezicht. Maar hij is geen debiel.’
‘Waarom zou meneer Sterrenstof zoiets moois willen doden?’ vroeg ze en raakte kort met de binnenkant van haar hand mijn wang aan.
‘Te veel verleden. Te veel gevoelens’, zei ik. ‘Daarom moet je in iemand anders veranderen.’
‘Of je het nou ontkent of vergeet, je blijft het resultaat van je verleden’, zei ze.
‘Jij ook. Met je koele-kikkerhouding.’
Ze verkleurde.
‘Je bent aantrekkelijk als je ongemakkelijk bent’, zei ik. Dat vond ik echt. Hoe ze daar haar gezicht in poker face hield, terwijl haar wangen roder en roder werden.
Ze pakte een stift en notitieboekje uit haar jas. ‘Je moet je ideeën altijd vangen als die langskomen. Anders zijn ze weer weg’, zei ze.
Ze wenkte me. ‘Kom eens met je pols.’
Ik bood mijn pols aan.
‘De ander. Gekkie.’
Ik bood de andere aan.
Ze begon te strepen. Tot er ‘Zin’ overbleef en ze kon haar lach niet inhouden.
‘Echt?’ zei ik zo cynisch mogelijk. ‘Serieus?’
‘Ik geloof best dat je het leven zinloos vindt. Maar ik geloof er niks van dat je je daarbij neerlegt.’
‘Zei ik dat dan?’ vroeg ik.
‘Zo presenteer je je aan de wereld. Maar ik voel wat anders in je branden. Alleen iets houdt je tegen en ik weet niet wat.’
Ik staarde naar mijn pols met de zwarte viltstiftstrepen.
Zinloos.
‘Maar even serieus, Katy. Wat moet je met een gast zoals ik?’
Ze knikte en zei met hese stem: ‘Dat voel je toch ook wel? Diep vanbinnen?’
‘Hoe bedoel je?’ vroeg ik.
‘Voel eens. Voel eens goed.’ Ze legde haar platte hand op mijn borstkas. ‘Daar. Je hart. Dat laat je nooit in de steek. Voel.’
Haar hand op mijn lijf. Ik keek haar in de ogen aan. Mijn buik ging gekke dingen doen nu. Net zoals mijn lul zich wilde laten zien. Maar dit was niet een geilheid die ik in de club voelde als mijn lippen op die van een ander zaten. Dit was anders.
‘Doe je ogen nou dicht’, zei ze.
Ik deed mijn ogen dicht, terwijl ik haar voor me bleef zien. In een pikzwarte ruimte zag ik de contouren van haar silhouet.
‘Jij hebt ook de donkere kant van het leven gevoeld’, zei ik verbaasd en opende mijn ogen weer.
‘Ik krijg het koud’, zei ze. ‘Laten we weer gaan lopen.’
‘Mag ik je hand vasthouden?’ vroeg ik toen.
Dus we liepen hand in hand naar de Dom en toen linksaf, de Gracht over, de Zadelstraat in. Met de Dom achter ons en we zagen beiden wat voor effect we hadden op anderen.
Mensen keken langer dan normaal naar ons. De energie van het onuitgesprokene.
Klinkt het mierzoet als ik zeg dat daar iets magisch gebeurde tussen ons?
‘We doen het rustig aan, oké?’ zei ze als afscheid, bij de loopbrug bij het station.
‘Tuurlijk’, zei ik en ik gaf haar een zoen op de mond. Een korte.
Zij wandelde de loopbrug op. Ik wandelde ervan weg. Ik had de behoefte om me om te draaien, zoals ze in films deden.
Ik deed het niet.
Licht in mijn hoofd liep ik via een verschrikkelijke omweg, richting Tirza’s appartement.
Verward.
Onverwacht verward.
Ik kreeg gekke gedachten. Dat ik dacht dat ze zag wie ik echt was. Dat ze door mijn schild heen keek. Ik dacht vervolgens dat zij me compleet kon maken.
C.O.M.P.L.E.E.T.
Zo’n niet te verklaren gevoel dat ik nog ‘iets’ met haar moest. Dat ik via haar mezelf terug zou vinden. En dat gaf me angst. Heel veel angst.
Is dit dan leven?
Nee.
Leven in angst is vol bewustzijn sterven.
Ik ben al drie jaar bezig met deze roman: Tweelingzielen sterven nooit. Ik deel elke woensdag de eerste 13 hoofdstukken.
Het gaat over een onmogelijke liefde tussen hedonist Ziggy en perfectionist Katy. Ik probeer alle thema’s van de afgelopen jaren in dit werk te stoppen: hedonisme, gevoeligheid, existentialisme, depressie, jeugdtrauma.
Lees de vorige delen van Ziggy terug
1/13 Je moet bloeden als je wil veranderen
2/13 Word niet jezelf. Word iemand anders.
3/13 Sombere jongens huilen ook
4/13 Vochtige plekjes
5/13 Je klinkt als mijn vriendin
6/13 Als je je verward en bedroefd voelt, ligt het aan jezelf
🜂7/13 De middelmatigheid haalt ons allemaal in
🜂 8/13 Het échte leven haalt ons altijd in
🜂9/13 Je hoeft niet te drinken. Maar het kan wel.
🜂10/13 – De kunst van sexting