Als je niet komt waar je wil zijn

Twee jaar aan een creatie werken die of binnen een dag geconsumeerd wordt, of jarenlang gesloten in iemands boekenkast blijft staan. Gek idee wel. Vooral omdat ik nu al weet welke reactie ik ga krijgen als ik ‘Ze gingen samen het toilethokje in.mp4’ uitbreng: ‘Wanneer komt je volgende boek?’ Verdomme. Ik heb net twee jaar bijna dagelijks aan deze 180 pagina’s gewerkt. Have mercy! Have mercy!

Vaak denk ik dat mijn verhalen niet over mij gaan. Als ik eraan begin, staat het zo ver van mij af. Maar na twee jaar schrijven aan dit boek, begin ik te merken dat het juist wel over mij gaat. Volgens schrijver Maarten ’t Hart moet je er nooit te lang bij stilstaan. Anders zit je letterlijk met je handen in je haar en raak je ervan overtuigd dat je seks wilt hebben met je eigen moeder.

Ik wilde geen boek schrijven over een slachtoffer van een seksvideo. Ik wilde het juist schrijven vanuit de ogen van de ‘dader’. Ik schrijf het bewust tussen aanhalingstekens. Want een oordeel zegt altijd iets over degene die het uitspreekt. Het zegt weinig over wie het gaat.

Ik kwam er tijdens het schrijven van dit boek achter dat ik zelf niet per se geloof in een moraal. Het is zo subjectief en zo gebonden aan de tijdsgeest. Wie ben ik om iemand te veroordelen over zijn of haar daden?

Begrijp me niet verkeerd. Er zit een verschil in tegen gedrag van mensen zijn en er een oordeel over hebben. Waarom zou je zonder toestemming iemand pijn willen doen, door zoiets intiems als een pikante foto of video te delen met de wereld?

Maar, geen oordeel. Geen ‘het is een slecht mens’, een ‘sadist’ of een ‘psychopaat’.

Daarom schrijf ik. Om werelden te begrijpen waar ik zelf geen onderdeel van ben. Om mensen te begrijpen, die niet zijn zoals ik. Die dingen doen die nooit in me zouden opkomen. Dat is uiteindelijk ook de functie van taal. Elkaar begrijpen. Toch?

Tegelijkertijd heeft taal een grote beperking. Leg bijvoorbeeld maar eens uit aan een blinde hoe de kleur groen eruitziet. Of wat ik precies voel of denk bij een bepaalde situatie.

Taal maakt de wereld vrij snel zwart of wit. Mooi of lelijk. Goed of fout. Een ‘beetje goed, maar ook een beetje fout’ is toch een veel vagere omschrijving van de dubbelzinnigheid die ik in dit leven voel.

Ik heb gelezen dat ons brein zo werkt. Het moet heel snel beslissingen maken om te overleven en dan is het wel handig om sneller negatief over vreemden te denken. Om boos te worden op de stoel, als je er met je teen tegenaanstoot. Zo boos, dat je de stoel de deur uitgooit en het nog een trap na geeft ook. Het is exact dat mechanisme. We passen het zelfs toe op voorwerpen die niks voelen of denken.

Maar hoewel ons brein wellicht primair zo reageert, ook in mijn hoofd, komt daarna de redelijkheid en die vind ik erg grijs.

Misschien is mijn lievelingsfilm daarom wel Das Boot. Over Duitse soldaten in de Tweede Wereldoorlog in een onderzeeboot. Mannen met angst, met emoties, kameraadschap. Op zee gestuurd om onmenselijke dingen te doen, zoals het kapotschieten van boten van de geallieerden en die voor moeilijke beslissingen komen te staan.

Maar goed. Ik ben ook een melancholicus. Mensen denken al snel dat ik zeg: ‘Ik ben een depressieveling.’ Zelfs Wikipedia denkt het. Terwijl het woord melancholie veel genuanceerder ligt. Het is een gevoel van iets waar je naar verlangt, maar wat nog nooit heeft plaatsgevonden. Het is een gevoel van vergankelijkheid. Een staat van zijn, die kan omslaan naar depressie, maar ook naar hoop en levenslust.

Daarom druk ik me graag uit in geschreven tekst. Zo kan ik je 200 pagina’s lang meenemen om een bepaald punt te maken of gevoel of levenswijze over te brengen op je. Als ik het met een woord kon, was ik snel uitgeschreven.

Ik heb geen sympathie voor de daad van een dader. Maar betekent dit automatisch dat ik geen sympathie mag hebben voor de persoon zelf?

De slechterik is altijd het perspectief van het slachtoffer.

Zoals dat grapje waarin een man voor een kolkende rivier staat en naar de overkant naar een andere man zwaait en vraagt: ‘Hoe kom ik naar de overkant?’ Hierop antwoordt de andere man: ‘Maar je bent al aan de overkant!’

Losers en slechteriken fascineren me. Daar valt meer in te ontdekken.

De succesvolle mensen worden bejubeld en bewierookt in onze maatschappij. Maar die kunnen alleen bestaan als er ook mensen falen. Als mensen tweede, derde of zestigste worden. De emotie en verhalen van de uitzonderlijke prestaties van winnaars zien we elke dag. Veel films, strips en boeken gaan over helden.

Maar ik schrijf liever over de verliezers. Wat zij voelen. Waar zij mee worstelen. Waar zij hoop en inspiratie uit halen. Hoe gemeen ze worden, als ze niet bereiken wat ze willen.

Zoals Jordy, het hoofdpersonage uit mijn aankomende boek. Hij leeft in een cirkel. Zijn reactie op tegenslag is altijd hetzelfde: naar, gemeen, manipulatief. Een soort overlevingsmechanisme in zijn hoofd. Een bepaald idee dat je jezelf zo moet beschermen. We hebben allemaal zo onze eigen copingmechanismen.

Dat deed me tijdens het schrijven beseffen dat ik er ook een aantal heb en daar word ik niet per se blij van.

Je eigen mechanismen kennen is een gruwelijker idee. Nu moet ik er iets mee. Het voelt bijna aan als een verplichting, om er wat aan te veranderen. Maar ja, voor wie dan precies?

Dat is het ding met het gepsychologiseer van onze samenleving. Al die zelfhulpboeken met een landkaart met een kruis erop naar de oplossing. Maar voor wie is het dan echt een oplossing? Voor wie is het dan echt een redding? De kist met zilverstukken en kandelaren. Wiens leven is nou daadwerkelijk verbeterd met een kist zilverstukken? Ik voel me er juist vaak slechter door, omdat die oplossingen helemaal niet zulke makkelijke oplossingen blijken te zijn.

Dat is wat een moreel oordeel doet. Nou. Je hebt lekker je gevoelens uitgesproken naar elkaar. De ander is een eikel. Een narcist. Een sukkel. Een schuldige. Een misdadiger. Een verkrachter. Een aanrander. Terrorist. Een psychopaat. Een borderliner. En nu?

Het schept een band met anderen om iemand te veroordelen. Het kweekt begrip. Het lucht op. Voor even misschien. Maar laten we er niet om heen draaien: er blijft een leegte achter in onszelf. De pijn of de schaamte verdwijnt niet.

Net zoals de misdadiger zijn eigen daden goedpraat in zijn hoofd tot het zinvol klinkt. Maar ik vraag me af of bij deze mensen ook geen leegte achterblijft.

Dat is waar mijn aankomende boek over gaat: de leegte die we als mensen voelen na een gebeurtenis.

Ik start liever een verhaal nadat de relatie over is (Ze volgt me niet terug). Over een Charlie die al feestend en neukend niet zo goed weet wat ‘ie nou echt wil (Vrouwen die Charlie haten). Over een Noor die een Merlijn maar niet kan loslaten, terwijl hij haar heeft gebruikt (Digital love).

Als ik een James-Bondverhaal mag maken, zou het beginnen nadat hij de wereld heeft gered. Wat doet dat in je hoofd, nadat je 100 terroristen hebt doorboord met je kogels, het meisje hebt gered en de wereld een veiligere plek hebt gemaakt? Wat gaat er dan in je om als je alleen in bed stapt, naar je digitale wekker kijkt en telt hoeveel uren slaap je nog hebt voor de wekker afgaat. Vraag je je niet af of de terrorist ook een zoon had? Dat die persoon misschien ook alleen maar deed wat hem het beste leek, om zichzelf en zijn familie te beschermen?

Dus. Lezersvraag. Wat is jouw overheersende copingmechanisme?

Groet,

Homo sapien melancholicus Tomson Darko

PS Ik deel elke dag spraakberichten. Inmiddels op Spotify, Apple podcast, Google podcast.

PPS Ik stuur elke woensdag een e-mail over de achtergrond van mijn nieuwste boek ‘Ze gingen samen het toilethokje in.mp4’. Woensdag 14 oktober start de voorverkoop. 11 november komt het boek uit.

tomsondarko
Ik doe het altijd met condoom en gebruik nooit drugs.