Je weet wat ze willen
Maar. Wat wil jij?
Je weet wat ze vinden.
Maar. Wat vind jij?
Je weet wat ze doen.
Maar. Wat doe jij?
Je weet wat ze voelen.
Maar. Wat voel jij?
Je weet het. Je weet het allemaal.
Maar toch. Wat weet jij?