Hey jij,
Ik kon zijn bloed wel drinken. Waarom waren mensen zo? Rio appte me. Vrij kortaf. ‘Kom vanmiddag langs.’
Als een commando. Dus ik kwam na het maken van mijn huiswerk braaf langs. Want zo was ik.
Ik kon aan zijn gezicht al zien dat er iets niet klopte.
Op zijn kamer bood hij me niet eens een peuk aan. Hij zei alleen: ‘Ellen.’
Ik wist meteen wat hij bedoelde.
‘Heb je haar echt proberen te zoenen?’ vroeg hij met een kraak in zijn stem.
Waarom was Ellen zo?
Ik begreep het meteen hoor. Jarenlang wilde Rio geen contact met haar, ook al was het de liefde van zijn leven. Hij kon de pijn niet meer aan van het niet met maar ook niet zonder elkaar kunnen zijn. Dat had hij talloze keren uitgelegd aan me. Zijn hartje moest helen. Het moest genezen. Dat kon alleen als Ellen niet meer in zijn leven was.
Maar Ellen geloofde in tweelingzielen. Dat had ze heel vaak tegen mij gezegd. Zij en Rio waren voor elkaar bestemd. Dat ze hoe dan ook ooit weer bij elkaar zouden komen. Het stond in de sterren geschreven namelijk. Ze verklaarde het gedrag van Rio door te zeggen: ‘zijn ziel is er nog niet klaar voor’ en ‘hij is nog in ontkenning’.
Dus welk argument was sterk genoeg om toch contact met hem te zoeken? Hoewel Rio op duizend manieren Ellen had geblokkeerd en had duidelijk gemaakt dat over ook echt over was.
Juist. Of vertellen dat je ongeneeslijk ziek bent of vertellen dat een van je vrienden je heeft proberen aan te randen.
De reactie van Rio liet zien dat hij ook nog niet over haar heen was. Misschien had Ellen toch gelijk en waren ze voor elkaar bestemd. Want hij begon tegen mij te schreeuwen dat hij nooit meer iets met Ellen te maken wilde hebben. Zijn hart kon het niet aan. Wat dus ook automatisch betekende dat niemand in zijn vriendengroep iets met haar mocht doen. Zoveel woede voor iets wat hij niet meer wilde. Het leek toch meer op het tegenovergestelde. Hij was inderdaad in ontkenning.
Hij was diep teleurgesteld in mij. Diep.
Ik probeerde nog uit te leggen dat Ellen en ik al jarenlang bevriend waren.
‘Wat?’ zei hij. ‘Je ging jarenlang met haar om?’
Deze bekentenis liet Rio ineen duiken op de bank. Hij sloeg met zijn vuist op de salontafel. Hij sloeg met zijn hoofd tegen de armleuning van zijn leren bank. ‘En je wilde haar zoenen zodat je op de volgende verjaardag van mij met haar aan kon komen kakken? Dat ze de hele avond naast je zou gaan zitten? Je ziet toch zelf ook wel in dat ze je misbruikt? Met alle respect. Ik ken haar beter dan jij. Dat gaat niet gebeuren.’
‘Ze deed verwarrend,’ probeerde ik nog uit te leggen. ‘Het was slechts een zoen, die niets voorstelde. Ik wou niets met haar.’
‘Ja, dat weet ik ook wel,’ zei Rio. ‘Toch weet ik niet of ik je wel kan vergeven.’
Divine had gelijk.
Nee was een krachtig woord.
Want Rio kon me niet vergeven, maar hij kon me ook niet loslaten. Hij liet merken dat hij nog steeds boos op me was, maar best een avondje wilde ‘chillen’ met een joint.
Maar daar zei ik ‘nee’ op. Toen stuurde hij me een hele lange app terug dat ik niet nu het recht had om beledigd te zijn. Hij was de enige die beledigd mocht zijn, dus mijn afwijzing voor zijn uitnodiging sloeg nergens op. Ik had verraad gepleegd. Niet hij. Ik. Om er vervolgens aan toe te voegen: neem jij de wiet mee vanavond? Waarna ik weer zei: ‘Ik kom niet’.
Ook Ellen stuurde me een lang bericht. Via de mail. Ze zei dat ze de zoen eigenlijk heel ongepast had gevonden en dat ze dat niet van me had verwacht. Het bezorgde haar slapeloze nachten en ze wist niet wat ze hiermee aan moest. Dus had ze het maar aan Rio verteld. Maar ze vergaf het me wel. Ze kon inzien dat de zoen van een goede plek kwam. Om er vervolgens er weer aan toe te voegen dat ik haar grenzen niet had gerespecteerd als vrouw.
Alle mensen. Ik werd echt enorm gefrustreerd van haar mail. Het was slechts een zoen… Die ze niet beantwoordde. Dat kon toch? Ik stopte toch meteen? Het was geen verkrachting of een aanranding. Slechts een mislukte poging tot ‘lustseks’. Een onderwerp dat zij ter sprake bracht. Niet ik.
Ook Bertus belde me op om te checken of alles oké ging met me. Ik deed mijn verhaal hoe oneerlijk dit allemaal overkwam.
Hij zei: ‘Rio is een beetje overgevoelig soms.’ Ik moest het me niet te veel aantrekken. Hij trok wel weer bij.
Ik voelde me nog steeds de een na laatste van de groep. Iedereen mocht beledigd en overgevoelig zijn, behalve ik. Voor mijn gevoelens was geen ruimte. Want ik hing onderaan de ladder.
Dus ik besloot afstand te nemen van de mensen in de schuur. Het waren tenslotte Rio’s vrienden. En hoewel ik ze ook wel als mijn vrienden zag, was het Rio die meer invloed op ze had. Als het tot een loyaliteitsconflict kwam, kozen ze allemaal zijn kant. Niet de mijne. Zijn kant.
Behalve Bertus dan. Bertus was er wel voor me.
Weet je wat echt de tragiek is?
Nee zeggen doet zoveel pijn… Het voelt krachtig en eenzaam tegelijkertijd. Ik heb zoveel tranen gelaten deze periode. De tranen luchtten op. Want ik was een cry baby en dat boeide me niets meer. Maar het deed toch pijn, om voor mezelf te kiezen. Om Rio te negeren. Om Ellen te negeren. Om de blowvrienden in de schuur te negeren.
Ik hoefde niet meer te wachten tot Rio ‘bij trok’. Ze konden allemaal de tering krijgen. Allemaal.
Na deze frustratie vol tranen volgde een periode dat ik bezocht werd door gevoelens die ik even was vergeten. Tot nu. De zwaarte. De leegte. De teleurstelling in mezelf en anderen.
Als het nog niet erg genoeg was, had mijn tante slecht nieuws. Ze zocht me op in mijn zolderkamertje. Ze begon te ratelen over de te veel herrie makende vaatwasser en dat de machine misschien wel kapot was. Toen zag ze mijn sombere gezicht: ‘gaat het?’
Ik wilde het wel zeggen wat ik voelde, maar ik wist niet hoe. Toen zei ze: ‘je bent hier al best wel een lange tijd. Maar ik vrees dat ik je niet langer kan onderhouden.’
Ik kreeg kortsluiting in mijn hoofd. Dus begroef ik mijn gezicht in mijn kussen terwijl zij maar door bleef praten.
‘Je hoeft niet meteen weg te gaan. Maar als je wil blijven, dan word je een huurder. We komen wel uit de prijs. Maar dan moet je wel voor het einde van deze maand beslissen wat je wil. Anders ga ik deze zolderkamer misschien wel aan een gastarbeider verhuren of zo. Een Pool misschien.’
Ik zou niet weten waar ik naar toe moest. Ik had me nooit ingeschreven bij de woningbouwvereniging en de particuliere woonmarkt was zelfs in dit dorp niet te betalen. Ik had geen vriendin. Geen inkomen. Mijn ma wilde me niet en ik wilde niet naar mijn pa toe.
Een zaterdagbaantje zou niet helpen. Het was of me in de schulden steken en mijn opleiding afmaken of stoppen daarmee en gaan werken.
Ik koos voor het laatste. Ik was bang geworden voor de schulden. Het overheerste het leven van mijn tante.
Bertus was wederom mijn redder. Hij regelde een baantje op de bouwplaats waar hij ook werkte.
Om 7 uur stond ik daar in de kou. ‘De ochtenden zijn je medicijn,’ zei Bertus elke ochtend grijnzend tegen me.
Half 4 waren we klaar. De eerste weken was de spierpijn nauwelijks vol te houden. Maar het gekke was dat de pijn wende. M’n tante vroeg de hoofdprijs voor haar zolderkamertje.
Ze probeerde me te overtuigen door een waslijst aan spullen op te sommen die ik ook gebruikte. Een vergiet, de vaatwasser, wc-rollen, water. Dat zat allemaal in de prijs inbegrepen. Maar ze vergat wat ik in het huis kwam brengen. Een dagelijkse gezelligheid in haar totaal mislukte eenzame leventje vol schaamte en geldproblemen.
Maar ik vergaf het haar al meteen. Ze was een lieve vrouw, met al haar beperkingen. Als de stress in haar lijf toenam reageerde ze het op me af. Om zich daarna heel schuldig te voelen en heel veel sorry te zeggen en heel lekker eten voor me te koken.
Ze was de meest aardige versie van mijn ouders. Soms wou ik dat zij mijn mama was.
We keken graag na het avondeten samen een spelletjesprogramma op tv. Het schiep een band. Samen de antwoorden raden. Samen ons verbazen over de domme kandidaten. Gewoon samen iets simpels doen zoals tv kijken.
Ik wilde dat het leven altijd zo simpel kon zijn als dat. Dat dit genoeg voldoening gaf. Tot aan mijn dood.
Maar dat was het niet.
Het liet de somberheid niet verdwijnen. Het drukte het slechts even op de achtergrond.
Ook kwam er een blauwe Ford K. in mijn leven.
Het stond voor het huis van mijn tante in de avond. Het reed achter me aan als ik op de fiets stapte in de ochtend. En soms was het er dagen niet. Om toch weer te verschijnen in de op het moment dat ik de supermarkt uit liep.
Ook Bertus zag de auto een paar keer wegrijden als ik de bouwplaats op kwam gefietst in de grote stad.
Het maakte me bang. Voor de persoon achter het stuur. Wat het van me moest.
Ik had wel een vermoeden.
De neef van Samantha…
Wie anders?
Samantha had een paar pogingen gedaan om weer met me in contact te komen. Maar met Divine’s advies in mijn achterhoofd ging ik me anders opstellen. Niet meer dienend. Eerder uitdagend. Afwijzend.
Op de een of andere manier verliepen de app-gesprekken daarom heel raar. Ze ging beledigd doen. Ze zei dingen als: ‘soms vergeet ik even hoe oud je werkelijk bent tot nu’ en ‘niet oké dit. Ik meen het’.
Daarna was het stil. Zij deed niets. Ik deed niets.
Tot die blauwe Ford K. in mijn leven verscheen. Als nieuwe contactpoging?
Het kwam alleen geen enkele keer tot een confrontatie met de bestuurder. Als ik ernaartoe liep, reed het weg. Het begon bijna te wennen dat die auto ergens om mij heen stond te loeren naar mijn leven.
Bertus zei regelmatig tegen me: ‘We moeten weer een signaal afgeven.’
‘Ja? Weer een mes in het wiel?’
‘Oog om oog. Tand om tand.’
Ik weet niet of ik daar per se in geloofde.
Maar soms, als je in het nauw wordt gedreven, dan moet je wat. Toch?
Nee-zeggers zijn krachtige mensen. Het laat mensen voor je kruipen. Het laat mensen uit wanhoop hele rare dingen doen.
Divine had gewoon godverdomme gelijk en ik weet niet eens hoe ik haar hiervoor moest bedanken.
Maar soms moeten dingen eerst nog erger worden, voor het beter kan gaan in je leven…
Helaas.
Ik vertel je er volgende week meer over.
Liefs, Morris