De Samanthacocktail

Hey jij,

We reden door het dorp. Weg van de Ford. Weg uit de wijk.

De roes van adrenaline en dopamine begon uit te werken. Al starend naar buiten namen de zelfverzekerde gevoelens af en werden overgenomen door onzekerheid en angst. Wie had ons kunnen zien? Welk arrestatieteam ging mij van mijn bed lichten? Welke rechter zou het vonnis over mijn leven vellen? Welke man zou me van achteren nemen in de douche in de gevangenis?

Al die mensen die ik nu nog niet ontmoet had, maar nu al wel leefden. Het was wachten tot mijn leven mij in hun levens zoog. Dat zij gingen bepalen hoe mijn leven er verder uit zou zien.

We hadden niet eens onze gezichten bedekt. Iedereen had het kenteken van Bertus kunnen noteren. Iedereen had de kleur van mijn jas kunnen zien.

Iedereen!

Bertus leek ook meer gespannen. Hij zat half voorovergebogen over het stuur te turen naar de weg. We reden naar de rand van het dorp waar de huizen meer afstand van elkaar hadden en de opritten steeds langer en breder werden.

‘Nog één laatste stop,’ bracht hij uit.

Dat klonk als nog een brandbom. Ik wilde weg hier. Van hem. Van de auto. De nacht in. Naar huis. Naar bed. Naar dromenland. Een wereld die nu het veiligst leek.

Maar we bleven doorrijden. Totdat we uitkwamen bij een groot huis met een open schuur ernaast met een tractor erin. Net voor hij de oprit opreed, deed hij zijn koplampen uit. Hij draaide de wagen het erf op en stopte, zette de motor uit en haalde de sleutelbos uit het contact.

Ik had geen flauw idee naar welk huis we zaten te kijken. Tussen de schuur en het huis in stonden twee auto’s geparkeerd.

‘Wat doen we hier?’ vroeg ik. Bertus bleef maar turen. Alsof die een plan aan het bedenken was hoe hij dit ging oplossen. Net toen ik de vraag nog een keer wilde stellen zei hij: ‘Weet je wie hier nog bij zijn ouders woont?’

‘Nou?’

‘Roel.’

‘Roel?’

‘Van de basisschool.’

‘De voetballer?’ vroeg ik.

‘Nou, voetballen doet hij niet meer. Hij doet een of andere opleiding om makelaar te worden. Net zoals zijn pa. Je kan aan dit huis wel zien dat ze te veel geld overhouden aan de verkoop van woningen. Klinkt als een oneerlijke business, vind je niet?’

‘Ik denk het.’

Bertus zuchtte en zei toen: ‘Andere mensen vergeven is voor degenen die van zichzelf houden. Die zetten negatieve emoties en gedachten over de ander liever om in zelfliefde. Alleen ik geloof niet in zelfliefde. Ik geloof in daden. Daar kunnen we op beoordeeld worden. Die zijn zichtbaar. Ook voor mezelf. We zijn niet wat we denken over onszelf. We zijn wat we doen. Hoe we ons beschermen. Hoe we de ander onszelf laten behandelen. En ik vind dat Roels bezit vanavond moet branden. Omdat hij me een schop in mijn ballen gaf op het schoolplein. De lafaard. De vernedering. De haat.’ Bertus schraapte zijn keel en zei met schorre stem: ‘Acties hebben consequenties Morris.’

‘Zit je dat nog steeds dwars?’ vroeg ik.

‘Ze noemden me allemaal een cry baby. Jet. De jongens. De andere meiden. Maar ik ben geen huilebalk meer.’

Ik knikte. Zo noemde ik hem ook in mijn hoofd. Een cry baby.

‘Jij bent ook een cry baby,’ zei Bertus. ‘Ook al liet je het nooit zien. Je kan je tranen verbergen voor de wereld. Doen alsof je geen vrienden hebt. Doen alsof je niets voelt. Doen alsof anderen je niet zien. Doen alsof zelfs ademen pijn doet. Maar eigenlijk zeggen jouw daden alles over wat je op dit moment bent geworden. Een lafaard. Te zwak om zichzelf te verdedigen en te beschermen. Je moet harder worden Morris. Harder. Tegen je ouders. Tegen Samantha. Tegen Rio. Je investeert in mensen die geen enkele goede daad naar jou toe hebben gedaan. Kap daar eens een keer mee.’

‘Vind je?’

‘Wie zat op je bureaustoel toen je de menselijke aandacht het meeste nodig had?’ Bertus wees naar zichzelf.

‘Ja. Jij was er voor me,’ zei ik. ‘Dat betekent heel veel voor me.’

‘Laat het zien dan.’

‘Hoe bedoel je?’

‘Pak een fles en gooi het op dat huis dan. Doe het voor mij. Laat zien dat je om me geeft. Van me houdt. Je mijn vriendschap waard bent. Zet je gedachten eens om in daden.’

Ik wist niet wat ik moest zeggen. Wat ik nu moest doen. Mijn onderbuikgevoel was er weer. Ik was volledig ontwaakt uit de roes. Ik kon dit onderbuikgevoel niet negeren. Ik begon te stamelen.

Bertus maakte zijn gordel los. ‘Nou?’

Ik wilde zoveel zeggen, maar ik wist niet wat. Wat ik wel wist was dat ik mijn spieren niet in beweging kon zetten om een brandbom op een huis te gooien. Maar ik was ook geen lafaard. Geen huilebalk.

‘Morris,’ zei Bertus. ‘Wat doe je hier nog?’

‘Ik,’ zei ik. ‘Ik…’

Hij zuchtte. ‘Je kan beter naar huis lopen dan. Ik weet niet of ze me vanavond al vinden of dat het nog wat dagen duurt.’

‘Bertus,’ zei ik. ‘We hoeven dit niet te doen.’

‘We?’

‘Jij.’

‘Dit is het verhaal,’ zei Bertus. ‘We hebben samen een joint gerookt. Toen ging jij weer naar huis.’

‘Oké,’ zei ik.

‘Weet je wat het is Morris?’

‘Nou.’

‘Jij betekent meer voor mij dan ik voor jou.’

‘Heus niet.’

‘Heus wel.’

‘Je vraagt te veel van me,’ zei ik.

‘Zoals toen dat moment toen ik vroeg of we vrienden konden worden? Weet je dat nog?’

‘Het was gewoon,’ zei ik. ‘Ik weet niet…’

‘Morris,’ zei Bertus. ‘Je hebt nog een hoop te leren dit leven. Ik hoop oprecht dat het schuldgevoel de komende tijd je opvreet. De angst dat ze ook jou gaan arresteren. Dat je gaat twijfelen of ik je naam ga noemen. En dat je dan denkt aan wat ik nu tegen je ga zeggen.’

‘En dat is?’

‘Je hebt mij meer nodig dan ik jou. Alleen ik ben mans genoeg om uit te komen voor mijn gevoel dat ik van je houd. Als een broeder. Al vanaf het moment dat die meiden me uitlachten toen ik ze mijn ballen liet zien. Jij lachte me niet uit. Net zoals jij me niet uitlachte met die collega’s die mijn broodtrommel weer lieten verdwijnen. Weet je Morris. Dat maakt dat ik van je houd. Maar ik besef ook dat je meer had kunnen doen. Via daden. Je mond opentrekken. In verzet komen. Mij beschermen. Zoals ik jou heb beschermd de afgelopen jaren.’

Ik was sprakeloos. Volledig verlamd. Ik hoorde hem wel. Alleen het was net alsof mijn hoofd geen enkel zinnige analyse kon produceren. Geen enkel zinnig woord.

Bertus knikte weer. Meer in zichzelf. ‘Maar goed. We hebben alle tijd dit leven. Ik zal ooit weer vrijkomen. Ik kijk er naar uit om te zien wie je dan bent geworden. Of je nog steeds stiekem in bed huilt, als een cry baby.’

‘Je geeft me een apart gevoel,’ zei ik. ‘Je maakt me in de war.’

‘Oh ja? Is dat wat ik met je doe?’

‘Ik wil wel de Samanthacocktail naar die auto’s daar gooien,’ zei ik.

‘Dat wil je helemaal niet,’ zei Bertus. ‘Nee is ook een antwoord hè?’

‘Weet ik.’

Ik dacht aan Divine. Aan dat ik nog steeds geen nee durfde te zeggen. Ook niet tegen Bertus.

‘Kom. Stap uit. Ga naar huis,’ zei Bertus.

‘En jij dan?’ vroeg ik. ‘Ga je echt een brandbom naar het huis gooien?’

‘Ik ben geen fijn persoon Morris. Dat weet jij toch ook wel? Je wou niet voor niets mijn vriendschap niet accepteren.’

‘Wanneer zie ik je weer?’

Bertus haalde zijn schouders op. ‘Misschien wel nooit.’

‘Weet je dat zeker?’

‘Wat doe je nog in de wagen Morris?’

Ik bleef zitten. Mijn lijf wilde weg, mijn geest wilde in contact met hem blijven. Om te checken of hij nou boos op me was of me accepteerde zoals ik ben.

‘Rot godverdomme nou op Morris! Optyfen uit deze wagen. Laat mij het doen. Ga weg. Ren weg. Rot op. Wees geen getuige. Ga terug naar je veilig uitzichtloos leventje. Laat me hier alleen. Laat me mijn ding doen. Rot op.’

Ik stapte uit, sloeg de deur te hard dicht en maakte de langste wandeling ooit naar huis. Om daar maar te overpeinzen of ik mezelf had verraden met die deur.

De tocht was zo lang door de stille straten van het dorp, dat ik het geluid van de brandweerwagen sirenes door de lucht hoorde reizen.

Ik heb die nacht geen oog meer dicht gedaan.

Liefs,

Morris


​Lees de vorige delen van mijn verhaal terug op https://darkomailarchief.nl/?cat=5

tomsondarko
Ik doe het altijd met condoom en gebruik nooit drugs.