Toen de mens tot inzicht kwam: ik ben zelf verantwoordelijk voor mijn pijn

Ik word wel eens bevangen door absurditeit. Dan is het net alsof ik uit mezelf ben getreden en vanaf de hoek van de kamer, bij het plafond, naar mezelf kijk. Daar zit ik dan, op een stoel van hout, met een keramieken bord mijn broodje met kaas te eten, belicht onder een eco-light ledlamp van Philips. En dan word ik bevangen met de gedachte: ‘Wat doe ik hier?’

In deze stad, zo ver verwijderd van de natuur. Zo ver weg van onze natuurlijke oorsprong als mens. Dit klopt gewoon niet, dit leven. Deze maatschappij. Wat zijn we in godsnaam aan het doen met elkaar?

Ik ben niet alleen.

Het is geen toeval dat tussen 800 en 200 voor Christus het hindoeïsme (India), boeddhisme (India), monotheïsme (Midden-Oosten) en in China het taoïsme en confucianisme zijn ontstaan. In Europa ontstond het Griekse rationalisme.

Je zou denken: toeval.

Maar dat is het niet.

De mensen dachten rond die tijd hetzelfde: ‘Wat zijn we in godsnaam aan het doen? Waarom zijn we hier?’

Tot die tijd werden er vele goden tegelijkertijd aangehangen en de mens vond troost en zingeving in het idee dat de goden over het lot gingen. Rituelen waren de basis om de dag door te komen. Offers. Verhalen. You name it. Alles om dat abstracte idee van ‘iets’ te bevredigen. Zat het tegen? De wil van de goden. Zat het mee? Dat had vast die ene god zo bedoeld.

Deze manier van leven werkte heel goed. Tienduizenden jaren lang. Alleen dit gaf geen antwoord meer op de nieuwe problemen die ontstonden toen de steden groter werden. De samenleving begon complex te worden. Oorlogen werden gewelddadiger. Ook ontstond er een nieuw fenomeen zoals de markteconomie. Maar ook de natuur liet zich heftiger zien: zoals rondrazende epidemieën of insectenplagen die de oogst lieten mislukken.

De antwoorden lagen niet boven in de hemel, maar misschien wel in de mens zelf.

De spiritualiteit begon zich voor het eerst naar binnen te richten. In onszelf dus.

De mensen werden zich in al deze samenlevingen over de hele wereld bewust van het feit dat het lijden een wezenlijk onderdeel is van het leven.

Hoe daar mee om te gaan? Want een lam offeren, bood geen troost meer.

Deze nieuwe spirituele stromingen hadden allemaal dezelfde boodschap: ‘Luister niet meer naar de wijsheid van de priesters, maar zoek de waarheid in jezelf.’

Het geloof in de goden kwam op de achtergrond te staan. Het geloof in jezelf nam een grotere plek in. Jijzelf moest hier iets aan doen.

Confucius zei bijvoorbeeld: ‘Wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet.’

Deze wijsheid zien we ook in de Bijbel terug.

Een zelfbewustzijn kwam bij de mens op: zelfreflectie, zelfliefde. Je moest afstand gaan nemen van negatieve eigenschappen als trots, afgunst, lust.

Niet meer de mythische verhalen stonden centraal, maar mediteren, bidden, yoga.

Een van de bekende werken in het taoïsme is bijvoorbeeld de Daodejing. Die gaat ervan uit dat de beste tijd van de mens al achter ons ligt. Toen de samenleving niet complex was. Toen de mens nog leefde in kleine gemeenschappen. Geen technologie. Geen cultuur. Geen oorlog.

De enige manier om hiermee om te gaan is innerlijke rust vinden. Geen ego, maar compassie. Stop met dieren slachten en opofferen voor de goden. Zie het offer als symbool om mentale tegenslagen te overwinnen.

Het hindoeïsme ging ervan uit dat we hier waren om lessen te leren en een beter mens te worden. Als het nu niet lukte, dan in een volgend leven. Het boeddhisme ging er juist vanuit dat we hier zijn om te lijden. En dat lijden leidt tot wijsheid en innerlijke rust.

In het Midden-Oosten vond er nog iets radicaler plaats. De joden (al heetten ze toen nog niet zo) namen als eerste groep afstand van de andere goden. Jahweh was de enige almachtige. Onderschat deze wijziging niet. Het jodendom staat aan de basis voor de islam en het christendom. Twee religies die een groot deel van de huidige wereldcultuur, de wetenschap en ons denken heeft vormgegeven.

De oude Grieken namen toen der tijd duidelijk afstand van de mythen, door toneelstukken te schrijven waarin ze de mens centraal zetten. Het ging over rechtvaardigheid, over jaloezie en afgunst. De goden losten de problemen van de mens niet meer op. De helden moesten zelf hun lot uitvogelen.

De Griekse denkers zoals Plato en Aristoteles namen zelfs weer afstand van deze Griekse toneelstukken. Ze vonden ze te emotioneel. Het hing nog te veel aan de mythen. Toneelstukken moesten logisch zijn. Goddelijke krachten moesten uitgesloten worden. De mens is zelf verantwoordelijk voor zijn geluk. Niemand anders.

Volgens filosoof (en mijn favoriete bromsnor) Nietzsche was dit het moment dat het intuïtieve werd verlaten en het rationele optimisme zijn intrede deed in Europa. Dat wat we tot op de dag van vandaag nog steeds voelen. Het geloof in de wetenschap: door te onderzoeken kunnen we onze levens beter maken. Het geloof in consumentisme: koop iets en voel je fijner. Je bent hier om te groeien. Al die beloftes die beterschap beloven in ons huidig leven.

Religie-expert Karen Armstrong noemt deze rationaliteit logos. De mythos werd verlaten. De rede neemt het bij al die nieuwe spirituele stromingen over. Het vage, bijna onverklaarbare werd losgelaten.

Deze overgangsperiode wordt de axiale periode genoemd. Wat gezien kan worden als het begin van de moderne samenleving.

Wat me elke keer weer verbaast, is hoe modern het boeddhisme, taoïsme en confucianisme nog steeds aanvoelen. Want we worstelen als mens nog steeds met dezelfde vraagstukken. De eenzaamheid en vervreemding. Hoe om te gaan met verdriet? Hoe om te gaan met het leed van natuurrampen en epidemieën? Hoe houden we de samenleving aangenaam, terwijl migranten ook in onze straat willen wonen? Wat moeten we met het idee dat ons leven ook gaat eindigen? Wat laten we achter? Waar is dit allemaal voor? En nog steeds vinden veel mensen troost en vertrouwen in de kerk, moskee of synagoge.

Woensdag en vrijdag meer over dit onderwerp.

Liefs,

Darko mythos Tomson

tomsondarko
Ik doe het altijd met condoom en gebruik nooit drugs.