Hey jij, Sorry. De opmaak ging niet goed. Nu wel. Liefs, Darko // We zaten elkaar al veel te lang zwijgend aan te kijken in een leeg lokaal. Hij achter zijn bureau. Ik achter een tafeltje op de eerste rij van de klas.
Het schoolplein was al leeggestroomd. Net zoals de zon al onder aan het gaan was.
De stilte maakte me nooit ongemakkelijk. Zo te zien maakte het Lex ook niet ongemakkelijk.
Dus wat volgde was een patstelling van twee zwijgende mannen.
‘Je weet waarom je hier bent, toch?’ vroeg hij uiteindelijk.
Ik haalde mijn schouders op. Ja en nee.
Sinds hij me had aangesproken bij mijn diplomering merkte ik een aantrekkingskracht naar hem toe. Ik wilde met hem praten. Sowieso. Informatie uit hem trekken. Iets over mezelf leren. Maar tegelijkertijd durfde ik niet. Ik wilde niet. Want dat betekende dat ik iets van mezelf moest laten zien. Ik was bang voor de antwoorden die ik misschien helemaal niet wilde horen.
Bovendien was de zwaarte van mevrouw Dumoulin na een paar dagen al wat meer naar de achtergrond gedrukt. Het was aan het oplossen in mijn lijf. Misschien had ik het wel allemaal verbeeld.
‘Kijk Sep. Laat ik beginnen met dat ik niet weet hoe het is om jou te zijn,’ zei hij al spelend met een pen in zijn hand. ‘Hoe oud ben je inmiddels?’
‘Achttien jaar.’
‘Je bent jong,’ zei hij gevolgd door een binnenpret lachje. ‘Ik weet het. Een vervelende oude mannen uitspraak. Maar je weet toch wel wie je bent?’
‘Sep,’ zei ik zo nuchter mogelijk.
Weer het binnenpret lachje. ‘Je weet toch waarom bepaalde type vrouwen om je heen cirkelen alsof zij planeten zijn en jij een zon? Ze willen niet per se jou, maar ze willen wat van je licht en warmte meekrijgen. Zo’n onverklaarbaar fijn gevoel wat ze bij je hebben. Ze hebben de hoop dat jij hun antwoord bent op wat elk mens voelt in zijn leven. Dat jij dat kan laten verdwijnen.’
‘Wat laten verdwijnen?’ vroeg ik verward.
‘Dat je hun lijden wegneemt. Door iets van je eigen ziel te laten zien aan hun, zodat zij ook hun binnenste gevoelswereld met je mogen delen. Je weet toch wel waar ik het over heb?’
‘Een beetje.’
‘Dat wat we als mens allemaal willen. Samensmelting! Eenwording! Met een ander,’ zei hij.
‘Alsof ik de Messias ben?’ vroeg ik.
‘Messias?’ antwoordde hij verward.
‘Niet?’
‘Dat is misschien wat ze bij je voelen?’ vroeg hij twijfelend. ‘Zeggen ze dat?’
‘Ik ben geen Messias,’ zei ik.
‘Dat ben je zeker niet.’
‘Wat moeten ze dan van me?’ vroeg ik.
Lex grinnikte weer, ditmaal langer. Daarna keek hij me bloedserieus aan. ‘Ooit wel eens gehoord van het Dunning-kruger effect?’
Ik haalde mijn schouders op.
‘De dommeriken weten niets en denken daarom dat ze slim zijn. De slimme weten te veel en focussen zich daarom op alles wat ze niet weten en voelen zich daardoor dom.’ Hij legde zijn bril neer. ‘We hebben allemaal een rol in de groep. De diplomaten. De analisten. Schildwachten. Verkenners. De durfal. De thrillseekers. De entertainers. De doeners. De leiders. De volgers. De onderzoekers. De kunstenaars. Weet ik veel wat. Ik heb geen sociologie gestudeerd.’ Daarna: ‘net zoals we waarnemers nodig hebben. En je hebt waarnemers en superwaarnemers.’
Hij liet een stilte vallen. Suggereerde hij nou dat ik zo’n persoon was?
‘Het probleem van deze maatschappij is dat de brutalen niet de helft, maar meer dan de helft van de wereld hebben. We zijn rationele wezens. We willen antwoorden. Die vinden we niet in de onderbuik maar in het hoofd. Het hart wordt als zwak en vrouwelijk gezien. De sensitieve mannen verstoppen zich zelfs in de maatschappij. Onbegrijpelijk. We halen begrippen en gedragingen door elkaar. Wat een schande is. Maar goed.’
‘Oké,’ zei ik. Hij praatte in een taal die ik herkende en tegelijkertijd ook niet. Alsof hij om iets heen praatte wat ik zou moeten weten. Maar ik wist niet wat. Totaal niet.
‘James Bond,’ zei hij nukkig.
‘Bond?’
‘Vind je het niet fascinerend dat hij alleen in een kamertje zit om slimme vragen te stellen aan de vijand. En dat hij dan ook nog de antwoorden weet te analyseren en met de juiste martelmethode de waarheid uit iemand kan krijgen?’
‘Nee?’
‘Als je echt antwoorden uit iemand wil, heb je een observeerder nodig. Die meekijkt. Die meevoelt. Die ziet hoe de verdachte zich gedraagt. Wat voor persoon die is. Woordkeuze. Subtiele gebaren. Intonatie. Dat is hoe je iemand kan breken.’
‘Oké,’ zei ik weer.
‘Ik weet dat ik veel lul. Ik ben een praatgrage man. Jij luistert graag. Dan voel je je veilig genoeg in je bubbeltje. Anderen analyseren met je radartjes en je intuitie. Deze info verwerken. Dus ik heb geleerd dat ik af en toe een vraag moet stellen.’ Ik keek hem vragend aan. ‘Wat gaat er door je heen?’
‘Wil je dat ik iemand ga ondervragen?’
Hij barstte in lachen uit en stopte daar abrupt mee. ‘Ondervragen neemt te veel hersencapaciteit in. Je bent dan druk met de volgende vraag bedenken. Bovendien heb je er de persoonlijkheid niet voor. Te soft. Excuse my French. Ik had het over observeren. En nee. Ik zou niet weten wie. Ik ben slechts een leraar. Geen geheim agent.’
‘Ik snap het niet,’ zei ik.
‘Dus,’ zei hij. ‘Waarom ben je hier?’
Ik haalde weer mijn schouders op. Mevrouw Dumoulin. Sjors. Het leken opeens twee rare voorvallen. Niet het vermelden waard. ‘Ik weet het niet,’ zei ik.
‘Je weet het wel.’
‘Ik had een wat maffe ervaring met mevrouw Dumoulin. Alsof ik haar pijn wegnam. Onverwacht. Maar het gebeurde. En sindsdien voelt het alsof ik haar zwaarte in me heb…’ legde ik uit.
Hij knikte met zijn pen bij zijn lippen. ‘Interessant. Interessant.’ Daarna: ‘De koude oorlog. Weet je wat dat is?’
‘Val van de muur? Oorlog tussen Sovjet-Unie en Amerika zonder dat er een schot is gelost?’
‘Juist. Die oorlog is nooit gestopt. Al draait het strijdtoneel niet meer om de grootte van de kernwapens, maar om de beste hackers. We kunnen mensen zoals jij goed gebruiken,’ zei hij.
‘Ik kan helemaal niks met computers,’ zei ik verbaasd.
‘Weet ik. Je had een 5,3 bij mij.’
‘Ik begrijp je niet?’
‘Wat wil je studeren?’ vroeg hij.
‘Psychologie, denk ik.’
‘Om jezelf beter te begrijpen of een ander?’
‘De ander,’ zei ik.
‘Interessant,’ zei hij met een toon die anders was dan net.
‘Niet goed?’
‘Zie?’ Hij begon weer te grinniken. ‘Dit is wat je kan. Je hoort een afwijzing in mijn redelijk neutrale opmerking. Ik had het ook positief kunnen bedoelen. Maar jij voelt het meteen. Dat fascineert me echt.’
‘Maar?’
‘Ze brainwashen je met rationaliteit, denkkaders en een hoop theoretisch geneuzel dat je intuïtie volledig laat ondersneeuwen. Jij hebt iets wat de rest niet kan. Jouw enige probleem is dat je nog onvoldoende vertrouwd op wat je kan. Je onderbuik geeft je aanwijzingen. Die moet je analyseren met je hoofd. Hoofd en hart zijn niet gescheiden. Ze werken nauw samen.’
‘Oké,’ zei ik. ‘Dus je hebt liever niet dat ik psychologie ga doen? Kijk. Ik had zelf ook al wel twijfels. Het liefst blijf ik hier voor de rest van mijn leven.’
‘Wil je ook leraar worden dan?’ onderbrak hij me verward.
‘Nou. Nee? Denk ik?’
Hij legde zijn pen neer op de grond en vroeg: ‘Wat wil je dan wel?’
‘Niks,’ zei ik.
‘Dat is onmogelijk.’
‘Toch is het zo.’
‘Ik heb genoeg gezien Sep. Ik kan zeggen: vergeet dit, maar dat is onmogelijk. Ik wens je veel wijsheid toe in alle keuzes die je nog gaat maken. Word wie je wil zijn.’
Ik wist niet wat ik moest antwoorden. Hij keek naar de deur en trok een gek gezicht. Toen zei ik: ‘Dit is het? Je zei bij de diplomering dat je me graag wilde spreken.’
‘We zijn al bijna driekwart jaar verder!’ zei hij geërgerd.
‘Ja, nee, dat klopt,’ zei ik twijfelend.
‘Was je druk?’ vroeg hij.
‘Niet per se.’ En ik dacht aan de zomer met Maikel en Barbara.
‘Waarom duurde het dan zo lang?’
‘Wie ben jij?’ vroeg ik.
‘Hoe bedoel je.’
‘Dat gepraat over de koude oorlog en intuïtie en gevoelens. Wie ben je? Waar hebben we het nou over de hele tijd.’
‘Goed. Ik snap je,’ zei hij en hij raapte zijn pen van het bureau op en begon er weer mee te spelen. Daarna keek hij me aan. ‘Ik ben Lex. Docent informatica op het St. Andreas college. Daarnaast rekruteer ik voor de inlichtingendienst. Ik ben een tipgever voor de recruiters daar. Ze hebben mensen nodig. Voornamelijk ICT-talentjes. Maar ze rekruteren ook zulke gevoelige types zoals jij.’
‘Voor wat precies?’
‘Wellicht word je ooit nog eens benaderd door ze. Misschien ook niet. Maar je bent jong. Je hebt tijd nodig om volwassen te worden. Om zelf te ervaren en fouten te maken en daarvan te leren. Net zolang tot je wel klaar bent voor zo’n prestigieuze baan als bij de inlichtingendienst. Ik zou zeggen: doe je best om er wat van te maken. Help mensen. Ga reizen. Word psycholoog. Sta mensen bij. Het is een nobel beroep.’
‘Wil je mij rekruteren dan?’
‘Zeker niet. Ik ben geen recruiter. Ik ben slechts een tipgever. Daar is ook niets spannend aan. Het staat gewoon op mijn LinkedIn-profiel. Ze hebben ook een site. Je kan je ook zelf aanmelden als je interesse hebt in een carrière later. Wellicht kom je dan op een maillijst te staan. Dan krijg je elke maand zo’n nietszeggende nieuwsbrief.’
‘Oké.’
‘Maar even serieus,’ zei hij. ‘Heb je ooit wel eens nagedacht om je continent te dienen?’
‘Europa?’ vroeg ik.
‘We zijn het kleinste continent ter wereld en toch ademt iedere streek in de wereld onze cultuur uit. Praten in een van onze talen. Denken in onze idealen zoals democratie, gelijkheid en vrijheid. Bovenal willen ze onze bevestiging over wat mooi is, wat succesvol is en belangrijk is. Iedereen is een individualist omdat Europa staat voor individualisme. We zijn in zekere zin de wereld.’
‘Ik heb niet zoveel met geopolitiek,’ zei ik.
‘Oké,’ zei hij. Hij gaf me een kaartje. Het papier was dik en romig wit van kleur. Maar ook blanco. ‘Heb je een schuldgevoel over Sjors zijn dood?’
‘Nee,’ zei ik.
‘Je bent wel de laatste die hem gesproken heeft namelijk.’
‘Nee. Geen schuldgevoel meneer.’
‘Interessant,’ zei hij opgewekt. ‘Het is tragisch. Heel tragisch.’
‘Weet je waarom die ongelukkig was?’
‘Mwah. Er zijn verhalen. Maar ja. Dat zijn ook maar gewoon halve roddels,’ zei hij.
‘Oké,’ zei ik. ‘Voel jij je schuldig?’
Hij verstarde kort in zijn gezicht, daarna een kwetsbare glimlach. ‘Ja.’ Ik voelde zijn verdriet.
‘Hoe komt dat?’ vroeg ik.
Hij glimlachte nep: ‘Gaat je niks aan.’ Toen stond hij op en stak zijn hand uit naar me. Ik bleef zitten en negeerde zijn handdruk.
‘Heb ik je teleurgesteld?’ vroeg ik.
‘Totaal niet. Waarom denk je dat?’
‘Het leek alsof je probeerde te peilen wat ik wil met mijn leven. Maar ik weet het gewoon niet. Ik weet niet wat jij in me ziet en hoe ik kan helpen in een koude oorlog. Ik weet gewoon niet wat je van me wil,’ zei ik.
Hij liet zijn uitgestoken hand langs zijn lichaam glijden en knipperde langzaam met zijn ogen alsof hij diep aan het nadenken was. Hij ging weer zitten, op het puntje van zijn stoel, met de pen in zijn hand.
‘Sep. Ik wil helemaal niets van je. Het is fijn om even gesproken te hebben. Wat ik zei. Ik probeer vooral ICT-talentjes te porren voor een carrière bij de inlichtingendienst. Maar jouw talenten zijn anders. Europa kan je talenten goed gebruiken. Als observeerder bijvoorbeeld bij ondervragingen. Maar goed. Eens. Ooit. Later. Als je wat ouder en wijzer bent. Denk er nog eens aan en bezoek dan de site die op dat kaartje staat.’
Ik keek naar het kaartje: ‘Maar het is blanco.’
‘Ja. Geen idee waarom dat is. Een mysterieus grapje of zo. Maar kijk er ‘s avonds in het donker nog eens naar.’
‘Is dit magie?’ vroeg ik.
‘Eerder glow in the dark.’
‘s Avonds in bed lichtte het kaartje inderdaad op bij mijn bureau. Maar ik was te moe om uit bed te stappen. Te murw.
Ik wil best bekennen dat het incident met mevrouw Dumoulin me flink uit het lood had geslagen. Ik was sindsdien chronisch moe. Verward. Somber. Ik wist niet eens of dat gesprek met Lex nou precies zo ging zoals ik het net heb opgeschreven. Waarschijnlijk niet. Maar dit was hoe ik het me herinnerde.
Het was alsof ik de wereld al kijkend door een anderhalf liter cola fles bekeek. Alsof ik erin zat opgesloten. Alles was vervormd. Het geluid klonk hol.
En toen dat gevoel begon te verdwijnen en ik weer helder kon nadenken en weer meer mezelf begon te zijn.
Net toen ik gedachten kreeg wat ik met Lex zijn verhaal aan moest en met mijn toekomst, kwam ik Rosalie tegen…
Kutzooi. |