Hey jij, De enige reden dat ik zo graag schrijf, is dat ik mezelf dan volledig vergeet. Alsof ik niet besta. Als suiker opgelost in een mok thee. Ik ben er wel, maar niemand kan me zien. Alleen proeven. Ik ben niet per se chaotisch in mijn hoofd. Maar mijn hoofd wil wel altijd met iets bezig zijn. Ik kan daarom geen geestdodend werk doen. Of nou ja. Het is beter dat ik dat niet doe. Zoals orderpikbaantjes die ik heb gehad. Of het inpakken van plastic bekers in dozen. Mijn hoofd verveelt zich en begint zich daarom maar druk te maken om dingen als ‘Hoelang nog?’ en ‘Hoeveel geld ben ik nou aan het verdienen?’ om vervolgens dat geld in mijn hoofd tien keer uit te geven. Ik kan daarom ook heel slecht huishoudelijke taken doen. Ik word gek van die verveling. Behalve als ik mijn hoofd tijdens dit soort klusjes aan het werk zet. Dat kan al met een muziekje op. Maar nog beter is een hoorcollege, een podcast of een non-fictie luisterboek in mijn oor. Dan gaat mijn hoofd praten met de kennis die naar binnen komt. Ik probeer een inzicht te krijgen of een mening te vormen. Soms ontstaan er ook zinnen in mijn hoofd die ik dan per direct moet noteren, voor ze weer vervlogen zijn. Ondertussen voert mijn lijf de huishoudelijke taken uit. Win-win. Ik kan vervolgens tijdens de dagen die komen de hele wereld door de bril van een non-fictie boek of artikel zien. Het hele universum begint via die kennis terug te praten. Als ik dus een biografie over schilder Munch lees of over Abraham Lincoln, is de kans groot dat ik, als ik met jou praat, aanknopingspunten in ons gesprek vind die ook in het boek staan. ‘Oh, dat had Lincoln ook’ of iets in die trend. Ik heb een keer een onkruidboek doorgebladerd. Nu praat de hele natuur via onkruid met me. Ik zie het overal naar me glimlachen. Maar het punt is: mensen zijn vaak niet geïnteresseerd in wat ik vertel over Lincoln, je hoofd fit houden, een intellectueel leven nastreven, de nadelen van magisch denken of de grotkunsten van homo sapiens 50.000 jaar geleden of de melancholie van het leven. Dat weet ik, omdat regelmatig de awkward stilte volgt. Het is niet zo dat ik een kwartier oreer als Fidel Castro in zijn betere dagen. Ik praat beknopt, rustig en bevlogen. Maar toch. Mensen reageren nauwelijks. Kijk. Ik sla dicht als je tegen mij begint over eten, het weer, kleding, de laatste roddels. Ik voel geen afgrijzen. Ik sla gewoon dicht. System shutdown. Dus het enige wat ik kan doen is bevlogen praten over de dingen die me bezighouden, mijn zwarte humor etaleren en mijn melancholische kijk op het leven delen. Vroeger schaamde ik me wel. Omdat mensen me bevreemd aankeken na een hoorcollege van mijn hand. Dan gingen ze dingen zeggen als: ‘Hoe weet je dit?’ en ‘Goh, niet achter je gezocht’ of ze zwegen ongemakkelijk. Dit is het enige voordeel van ouder worden: het idee dat ik me moet aanpassen aan de groep is volledig verdwenen. Ik at in de brugklas eens mee bij een vriend met het avondeten. Het viel het jongere broertje op dat ik het mes in mijn linkerhand had. Iets wat ik al mijn hele leven deed, maar waar ik me nog nooit bewust van was. De vader vroeg verbaasd of ik soms linkshandig was. ‘Nee?’ Vervolgens at ik met verzwaarde handen verder. Ik voelde me enorm bekeken. Daarna vroeg dat jochie waarom ik zo lang was. Ik had net een groeispurt achter de rug en in dit gezin waren ze allemaal best wel klein. Toen zei ik voor de grap: ‘Omdat ik altijd mijn bord leeg eet.’ Ik verwachtte een lachsalvo van de ouders en van die goede vriend. Maar het bleef ijzig stil. Ik mompelde daarna maar een ander excuus over mijn lengte en vroeg me af waarom ik deze grappig bedoelde opmerking die blijkbaar niet zo grappig was had gemaakt. En waarom ze zo op me aan het letten waren. Alsof ik een tentoongestelde aap was. Man, wat voelde ik me ongemakkelijk daar aan die tafel. Die linkerhand heeft wel een kleine geschiedenis. Ik was als jonge Tomson lange tijd tweehandig en het leek erop dat mijn voorkeurshand iets meer naar links neigde. Tot ik met mijn crossfiets de bocht te scherp nam en mijn linkerarm brak. Vervolgens gaf ik de schuld aan een vriendje uit de buurt, dat me zo zat op te jagen met zijn crossfiets. Om vervolgens te horen hoe mijn ouders dit verhaal aan vrienden en familie vertelden als er bezoek was. Waarna ik me weer opgelaten voelde, omdat ik wel opgejaagd was door hem, maar dat was misschien niet per se zijn schuld en nu leek het er wel op dat dat vriendje de oorzaak was van mijn gebroken linkerarm. Want mijn ouders zeiden dat tegen iedereen. Maar het lag wat genuanceerder. Maar goed. Ik lag daar op de grond, te kermen van de pijn. Die gast die achter me aan fietste, ging uit ongemak maar weg. Mijn moeder kwam al snel naar buiten. Ik stond op, maar ik kon mijn linkerarm niet loslaten. Ik moest die ondersteunen om de pijn dragelijk te houden. Mijn moeder propte me in de auto van de buurman. We reden naar het huis van de huisarts. Het was namelijk al na 17.00 uur. Die kwam in de auto kijken en vroeg of ik mijn linkerarm wilde loslaten. PIJN! ‘Ik zie het al’, zei hij. ‘Gebroken.’ Ik moest door naar het ziekenhuis. De eerste hulp. Wachten op de stoel tot ik aan de beurt was. Daar gingen ze mijn arm rechtzetten voor ze het in konden gipsen. Had ik al gezegd dat ik pijn had? Ik dacht dat ik wist wat pijn was. Maar dat was pas echt PIJN!!!! Ik begon met mijn benen te schoppen en schreeuwde het uit. Maar volgens de behandelende arts was dit niet de bedoeling. Hij sprak de buurman aan als mijn vader en of die me even in toom kon houden. Ik dacht dat ik dood ging. Vervolgens gipste een aardige dame mijn arm in. Dat jeukerige klamme gevoel van mijn huid onder het gips herinner ik me nu nog steeds. Sinds die gebroken arm ging ik alles met rechts doen. Maar bij het eten bleef ik het mes in mijn linkerhand houden en de vork rechts. Het schijnt heel asociaal te zijn om zo te eten. Nou, ik vind alles onhandig aan wat ik met mijn handen doe. Dus sorry. Je weet wat ik bedoel als je mijn handschrift hebt gezien. Sommige fans lachen me uit om de lelijkheid. Anderen zien het als ware kunst. Uit onderzoek blijkt dat mensen je minder vertrouwen als je een lelijk handschrift hebt. Alsof je niet je best hebt gedaan voor de ander om het leesbaar te houden. Dus op voorhand word ik al gewantrouwd door mensen die iets van me lezen. Lekker dan. Ik heb me eens met een huisgenoot ingeschreven bij een sportschool in de wijk Zuijlen in Utrecht. Ik moest daar bij de counter een formulier invullen met een pen. Ik gaf het formulier terug aan de gespierde blondine. Ze zette grootte ogen op bij het nakijken van mijn antwoorden. ‘Sorry hoor. Maar ik kan het echt nauwelijks lezen.’ zei ze. Mijn huisgenoot schaamde zich duidelijk voor deze ongemakkelijke situatie en begon maar grapjes te maken over mijn handschrift. Zijn eerste verdedigingslijn voor ongemakkelijkheid was altijd grapjes maken over de ander. Bedankt pik. Daar stond ik dan, te glimlachen terwijl ik van binnen als een balletdanser in het zwanenmeer me sierlijk ter aarde liet storten. Ik schaamde me niet. Want ik weet ondertussen wat mensen van mijn handschrift kunnen vinden. Pech voor hun. Maar ongemakkelijk is het wel. Mijn lerares Duits in de tweede en derde klas werd zo humeurig van mijn handschrift dat ze mijn ingevulde toetsen een week later liet herschrijven door mijzelf, op de gang. Dus daar zat ik dan. Alleen, aan een tafeltje, met twee vellen papier voor me. Links mijn ingevulde proefwerk. Rechts een blanco blad. Ik zag het verschil na het overschrijven niet tussen de twee versies. Ik vond het oprecht maar een rare bedoening. Maar goed. Zij vond het wel een verbetering. Ze had me ook een 4 kunnen geven. Wat ze ook graag even aanstipte. Want vroeger op haar school kreeg je gewoon een onvoldoende van de leraar als die het niet kon lezen. Nou, bedankt dan maar. Ik kan dus niet eens fatsoenlijk een plastic verpakking open krijgen. De schaar is mijn grootste vriend in het leven. Ik kan niet goed die verfijnde dingen doen met mijn hand. Dat wat voor de ander zo vanzelfsprekend is, is voor mij als een Rubiks kubus oplossen. Zelfs mijn autocorrect-toetsenbord snapt soms niets van de verkeerde letters die ik indruk op mijn mobiel. Mij moet je dus niet vragen om een joint te draaien, aardappels te schillen of een verpakking open te maken. Want je zult je verbazen wat het resultaat is en ikzelf ben vaak ook verbaasd. Het lijkt nergens op. Ik vind mijn lijf maar een onhandig ding. Ik kan niet voetballen. Ik kan niet klussen. Niet schilderen. Ook niet tekenen. Ik kan er weinig mee. Ik kijk er daarom ook heel neutraal naar. Geen walging. Geen bewondering. Ik beweeg me er in voort en zolang mensen niet te veel handarbeid van mij verwachten, dan is mijn leven best aangenaam. Die docente Duits vond dat ik geen moeite deed met schrijven. Ik zou beter mijn best moeten doen om het leesbaar te houden. Daar had ze misschien wel een punt. Ik deed niet mijn best om de lelijkheid te camoufleren. Waarom zou ik? Als je iets niet kan, wat heeft het dan voor zin om te doen alsof ik het wel kan? Ik heb mijn hele middelbare schoolcarrière op halve kracht doorlopen. Ik weet nog steeds niet wat het verschil is tussen het cijfer 6 en een 9. Een voldoende is een voldoende. Ik heb aan niemand iets te bewijzen. Alsof iemand op mijn begrafenis mijn schooldiplomacijfers gaat voorlezen en dat de zaal dan tevreden gaat knikken. Who cares. Ik heb eens zo’n invulsollicitatieformulier ingevuld om vakkenvuller te worden bij de plaatselijke supermarkt. Ik kwam hem inleveren bij de filiaalmanager. Hij bracht me naar zijn hok, waar ook de kluis stond. Het hele bureau lag bezaaid met A4’tjes. Wat een teringzooi. Hij bekeek mijn antwoorden en ik zag in zijn ogen dat hij er niets van kon maken. Toen zei die: ‘Je doet het niet voor het geld, hè?’ Nee meneer. Vakkenvullen is mijn passie. Ik ben er voor geboren. Door mijn onhandigheid met mijn handen was ik niet de snelste vakkenvuller. Hij sprak me regelmatig aan op mijn langzame vultempo. Hij had namelijk een berekening gemaakt op het aantal colli dat mensen per uur wegwerkten. Ik stond onderaan deze ranglijst. ‘Oké’, zei ik maar als antwoord op zijn waarschuwingen. Daarna ging hij in een ander filiaal werken en had niemand het er meer over. Maar goed. Toen hij me aansprak, zag ik de noodzaak niet om sneller te werken. Of ik nou snel of langzaam vul, ik krijg er niet meer salaris voor. Bovendien is dit het maximale wat ik met mijn lijf kan bereiken als het om vakkenvullen gaat. Ik ben geen robot. Gewoon een onhandig mens. Ik heb de job wel twee jaar volgehouden. Dit in tegenstelling tot bekertjes in dozen stoppen. Een dag. Of orders pikken. Ze ontsloegen me na drie weken omdat ik te veel fouten maakte. Ik kan mezelf tijdens dat soort baantjes niet laten verdwijnen. Hoe graag ik het soms ook had gewild. Alleen met schrijven kan ik mezelf dus wel laten verdwijnen. Alsof ik niet besta, maar er nog wel dingen uit me rollen. Mensen vragen heel vaak aan me of ik wel genoeg inspiratie heb. Of het gebaseerd is op mijn leven. Het is magie. Ik begin gewoon en het vloeit uit me. Elke dag weer. Ik kan niet anders. Het is de enige manier om mijn leven gezond te houden. Door af en toe gewoon even te verdwijnen. Dan kan ik er daarna weer tegen. Met mijn onhandige handen en mijn lijf. Dit klinkt zwaarder dan het is. Echt waar. Maar, het houdt me in leven. Liefs, Tomson |