Soms voel ik zoveel, dat het lijkt alsof het de macht over mijn lichaam overneemt. Dat het niet lang meer duurt voordat ik al snikkend, brakend of naar lucht happend op de grond ga liggen, me als een baby oprol en ik al schokkend en sidderend als een aal over de grond krioel.
Ik wil niet dat de gevoelens mijn lijf overnemen.
Alsjeblieft niet!
Want dan worden ze zichtbaar.
Voor anderen.
Dat is banaal.
Dat is vulgair.
De tranen van verdriet.
De misselijkheid van angst.
De rode wangen van verlegenheid.
Een trillende onderlip van woede.
Het wit wegtrekken in mijn gezicht van ongemak.
Dat mag niemand zien.
Mijn antwoord: poker face.
Een vermomming van desinteresse en neutraliteit.
Een geacteerde glimlach om de ander gerust te stellen.
Het is een maskerade. Een spel.
Mijn leven is een gemaskerd bal met mijzelf als de onzichtbare hoofdact.
Om mijn lichtgeraaktheid te verbergen.
Om mijn overgevoeligheid te ontkennen.
Alsof ik een hyperactief beest opsluit in een houten kist en de deksel dichtsla met mijn hamer en van die hele lange dikke spijkers.
Maar dat beest wil niet in het donker zijn.
Dat beest springt, rent, krabt, jankt en manipuleert.
Het wordt niet stil.
Ik voel het in me.
Ik onderdruk het, maar het beukt terug.
Resulterend in hoofdpijn.
Dat drukkende gevoel op de borst.
De kramp in mijn buik.
De slapeloosheid.
Die rusteloze benen.
De vermoeidheid.
Oooh, de vermoeidheid!
Het beest wil eruit.
Ik ben die houten kist.
Ik heb zelf het beest opgesloten.
‘Wees niet zo gevoelig’, zeggen ze.
Gevoelens zijn onbetrouwbaar.
Ze zijn dierlijk.
Ze zijn niet rationeel.
Ze zijn kinderlijk.
Beheers je.
Laat mensen geen last hebben van je instabiliteit.
Gedraag je!
Gevoelens vreten me op.
Ze vreten me volledig op.
Ik wil schreeuwen.
Slaan.
Jammeren.
Klagen.
Huilen.
Heel hard huilen.
Knijpen. Krabben.
Manisch lachen.
Beven.
Vloeken.
Maar ik mag het niet.
Ik kan niet als een onstabiel mens overkomen.
Dus ik schrijf.
Schilder.
Dicht.
Teken.
Sport.
Het is dat kraantje om te ontluchten.
Kunst is een gaatje prikken in de vulkaan.
Zodat de lava er gecontroleerd uitloopt in plaats van eruit barst.
Het houdt mijn woede en verdriet in toom.
Mijn angsten.
Mijn pijn.
Mijn melancholie.
Creëren is voor mij net zo noodzakelijk als ademen.
Om het dragelijk te houden.
Voor het me volledig overneemt.
Niemand mag last van me hebben.
Niemand.
Helemaal niemand.