Lieve vreemdeling,
Ik heb een verhaal geschreven over kiezen tussen jezelf of je familie. Ik ga elke woensdag een hoofdstuk met je delen. Je herkent het in je inbox aan alt-j.
Je weet wel.
De driehoek op het Apple-toetsenbord.
Deze: ∆
Ik heb het mail-vriendelijk geschreven 😄.
Dus elke zin op een nieuwe regel.
Zo lijkt het net op een gedicht.
Wat het niet is.
Maar toch.
Het heet ‘Alleen met anderen’.
Veel melancholie toegewenst.
Liefs,
Tomson
∆1. Ik denk niet dat mijn familie me echt begrijpt ∆
Een ruimteschip kwam aan op planeet Vogel bij het legokasteel van keizer Yari.
Terwijl ik de cabine opende, keek ik naar mijn vader bij het raam.
Het zonlicht scheen naar binnen, recht in mijn ogen.
Een gloed om hem heen, alsof hij een soort engel was.
Zijn neus de lucht in, ogen gesloten, een hand door zijn lange, vette haren heen, zijn mond iets geopend.
Alsof heel de wereld naar hem keek.
Het moment dat hij zijn ogen opende en zag dat ik hem had gezien, gaf mij een betrapt gevoel.
Alsof ik hem niet zo mocht zien.
Mensen zijn het kwetsbaarst als ze denken dat niemand kijkt.
De vertwijfelde blik van pa die overging naar een sluwe glimlach tot een vriendelijk knikje, verontrustte me. Het voorspelde nooit iets goeds.
Hij zei: ‘In de tijden van de ridders gingen ze nog niet naar de maan hoor.’
Oh, maar dit is planeet Ravogel. Daar hebben ze kastelen en ruimteschepen en keizer Yari is de baas van het koninkrijk.
Hij blies zo luid mogelijk lucht door zijn neus, met zo’n snotterachtig geluid.
Precies hetzelfde geluidje maakte hij ook op mijn verjaardag naar zijn broer.
Mijn oom verscheen in een te krap Hawaiishirt. Het zag er misschien niet uit. Maar het was wel zijn intentie om er goed uit te zien. Dat was niet schattig, dat was onschuldig en mooi. Mensen kleden zich zoals ze zich voelen.
Sinds zijn neusophaalsymfonie kon ik niet meer op dezelfde manier naar planeet Ravogel kijken.
Het leek wel alsof het koninkrijk van keizer Yari besmet was geraakt door pa’s blik.
De planeet voelde opeens raar en onlogisch aan.
Kinderachtig zelfs.
Als pa in de buurt kwam bij mijn lego ging ik zachter praten, zodat hij mijn spel niet kon horen. Ik haalde dan snel de politieman van het ridderpaard af en drukte een knuppel in zijn hand in plaats van een Star Wars light saber.
Als hij naar me keek, was ik wat hij van mij verlangde.
Een van mijn eerste levenslessen dit leven:
Niemand kon me veroordelen als ze niet wisten wat ik deed of dacht.
Hij vroeg zich waarschijnlijk net zo vaak af wat ik me bij hem afvroeg: ‘Zijn wij echt familie?’
Onze kleur ogen was dezelfde, maar wat onze ogen uitstraalden totaal niet.
Ik kwam bij het uitpakken van mijn spullen in mijn nieuwe woonplaats een envelop tegen met een foto erin. Ma stopte graag stiekem enveloppen met foto’s tussen mijn spullen.
Vroeger hield ik van verstopte enveloppen in mijn broodtrommels of weekendtassen. Dan had ze aan me gedacht zonder dat ik het wist. Nu voelde het besmet. Net zo besmet als de blik van mijn pa over mijn lego.
Het was een foto van Pa en mij op de pier bij Vlissingen op een winderige dag. Voor het Michiel de Ruyter-standbeeld had hij met zijn gespierde lijf en zijn trotse glimlach een arm om mijn te pafferig kinderlichaam heen geslagen. Ik glimlachte zonder te lachen op deze foto.
De manier waarop pa en ik met teleurstelling omgingen, was een wereld van verschil.
Pa sloot zich bij tegenslag altijd op in de badkamer om de wereld buiten te sluiten.
Niet alleen dat.
Hij liet het aan de wereld merken dat die niet meer voor hem bestond.
De deur moest hard dichtgetrokken worden met een knal.
Kabam.
Het slot moest dicht geramd worden.
Tok.
De kraan moest vol opengezet worden.
Sssssssshhhhhh.
Als pa boos was, ging hij altijd op zoek naar iets of iemand die hem nog meer in zijn woede kon voeden.
Hij wilde het vuur in hem niet stillen.
Het moest nog meer branden.
Te hard zuchten kon al genoeg zijn om papa te laten schreeuwen.
Om mijn broer, ma of zus op te zadelen met een schuldgevoel.
Ik liet mijn pijn, verdriet, woede en angst nooit aan anderen zien.
Zelfs niet toen een klasgenootje een driehoek op mijn hand brandde met een soldeerbout.
Ik gaf geen kik toen ik een houtskoolachtige geur afkomstig van mijn huid rook.
Ik nam het mijn sadistische klasgenoot niet eens kwalijk dat hij me expres verminkte.
Sadisten verdienen knuffels. Geen oordeel.
Toen pa de driehoek op mijn huid zag, zei hij:
‘Dat moet vast pijn hebben gedaan.’
Hij zei ook dingen als:
‘Je laat je dus liever verminken dan dat je hem een klap verkoopt?’
‘Ik heb geen medelijden met je hoor!’
‘Je moet wel voor jezelf opkomen, zoon, want niemand anders doet het voor je.’
Ik kon pas beginnen met huilen toen pa de woonkamer had verlaten.
De arm van mijn moeder om mij heen liet me niet stoppen met janken.
Die maakte het juist nog erger.
Haar medelijden liet me nog meer schamen.
Toen hij de wc doorspoelde, stopten de tranen vanzelf.
Net nadat hij de woonkamer in kwam.
‘Heb je zitten janken?’
‘Je bent een mietje.’
‘Je kan niet eens voor jezelf opkomen.’
‘Ik zeg dit tegen je, zodat je er harder van wordt.’
Ik ben een mietje. Daar word ik hard van. Ik ben een mietje. Daar word ik hard van. Ik ben een mietje. Daar word ik hard van. Ik ben een mietje. Daar word ik hard van. Ik ben een mietje. Daar word ik hard van. Ik ben een mietje. Daar word ik hard van. Ik ben een mietje. Daar word ik hard van. Ik ben een mietje. Daar word ik hard van. Ik ben een mietje. Daar word ik hard van.
Toen het herhalen van dit zelfmedelijden niet hielp, begon ik met het opschrijven van mijn gevoelens. Toen dat niet meer hielp, projecteerde ik mijn gevoelens op bedachte personages.
Pa en ma praatten heel vaak over mij, alsof ik niet in de kamer zat.
Kritisch, veroordelend, of met een zorgelijke ondertoon.
Ik wist niet hoe ik me moest gedragen, dus ik hoorde het zwijgend aan.
Zodat ze zich niet bewust konden worden van het feit dat ik er gewoon was.
Ik praat niet meer over mijn familie tegen anderen.
Toen de vrouw van dit gastgezin me vroeg naar mijn ouders zei ik voor het eerst in mijn leven dat ik geen familie had.
Alleen maar vrienden.
Mijn vrienden zijn mijn enige familie die ik heb, mevrouw.
Hier in dit vreemde land was het alsof ik opnieuw begon.
Hier kon ik zijn wie ik was, terwijl iedereen me zag.
Niemand die mij kende, niemand die me echt kon zien.
Mijn laatst opgedane levenslessen:
Het lekkerste gevoel in de wereld is je bevrijd voelen van het verleden.
Het lekkerste gevoel in de wereld is je bevrijd voelen van het oordeel van anderen.
De foto van mij en mijn pa in Vlissingen schoof ik terug in de envelop en legde die achter een stapel boeken, zodat ik die waarschijnlijk pas tegen zou komen als ik deze plek zou verlaten.
Ik wil niet dat de ogen van mijn vader op een foto naar mij staren.
Ik vond een andere envelop met een familiefoto van ons gezin in Disneyland Parijs. Ik had deze foto jarenlang bij mijn bureau op het prikbord hangen. Ik kende elke kleurpixel. Elke blik. Ik had er zo vaak met warmte naar gekeken: dit is mijn familie.
Ik verbrandde de familiefoto bij het open raam en liet de as door de lucht dwarrelen.
Ik voel me bevrijd en verdrietig tegelijkertijd.
Het is net alsof mijn familie dood is, terwijl ik slechts een telefoongesprek van ze verwijderd ben.
Ik ben geen mietje, maar een fantoom.
Daar word je niet hard van.
Maar onzichtbaar.