Xander had een busje geregeld via zijn werk. Met mijn spullen en meubels achterin stonden we op een parkeerplaats voor een rijtje garageboxen in Zeist.
Ik had deze box opgespoord via Marktplaats.
De eigenaar opende het luik met gepiep en gekraak.
Alsof je seks had op een veertig jaar oude lattenbodem.
De man liep krom naar binnen en mompelde onverstaanbare dingen. Hij trok aan een koord. Een peertje ging aan.
Xander en ik volgden beiden twijfelend. Alsof dit een valstrik was en we de komende maand hier op een stoel vastgebonden zouden zitten, tot iemand losgeld betaalde.
Het stonk in de box naar schimmel en oude matrassen.
Een zweem van verval.
Xander was net zo lang als ik. Zijn nek iets naar voren gestoken, wat hem een van nature onderzoekende houding gaf.
Ik keek twijfelend naar Xanders gezicht. Hij keek zo neutraal mogelijk terug. Hij keek de hele dag al neutraal naar me. Dat was geen goed teken.
Xander onderdrukte graag zijn echte gevoelens. Dat had ik na onze eerste ontmoeting in de brugklas ondertussen wel door. Deze blik was zijn masker.
βIk weet nietβ, mompelde ik. βWat vind jij?β
βGastβ, zei Xander. βJe kan wel zo kijken, maar je hebt geen alternatief.β
βMaar moet dit het dan zijn?β
βHoe lang ben je van plan om dakloos te blijven dan?β zei hij.
Ik wees naar het plafond. Grote kronkelige cirkels. De man begon druk te mompelen. βIk heb nog twee gegadigden. Graag of niet.β
Xander keek naar de witte bus. βAlsof je hier ook wou slapenβ, zei hij.
Ik wreef met mijn hand in mijn nek. Xander schudde met zijn hoofd. βJe moet jezelf echt wat meer gunnen dan dit.β Xander keek naar de oude man en knikte. βWe doen het.β Daarna liep hij de garage uit naar de achterkant van de bus en opende de deuren met hard gebonk.
β1.000 euro borgβ, zei de man tegen mij en hij hield zijn hand omhoog. βContant.β
Welke mensen liepen nog met flappen rond?
βKan ik pinnen?β vroeg ik meer aan mezelf dan aan hem.
Ik pakte mijn iPhone. Beschadigd scherm.
De bank-app op mijn telefoon gaf aan dat ik 22,33 euro in het rood stond. βLuisterβ, zei ik. βDe huur is 100 euro per maand. Je kan toch niet het tiendubbele aan borg vragen?β
βDuizend euroβ, zei hij met een piepstem, die eindigde in een flinke hoestbui.
Andermans bacillen zijn smerig. Behalve die van je geliefde. Die zijn juist fijn om in te ademen.
βIk maak het wel overβ, loog ik.
βDuizend euro. Nuβ, zei de man nog nakuchend.
Tornado.
Ik begon het warm te krijgen. Zoβn tintelend gevoel in mijn armen en handen. Mijn hartslag ging omhoog en ik voelde me benauwd worden.
Ik hief mijn hand op als excuus en wandelde de garage uit. Weg van hun ogen. Langs de witte bus, de parkeerplaats over en een steeg in.
Daar ging ik op mijn hurken zitten en verborg mijn gezicht in mijn handen.
Mijn hartslag voelde ik zelfs in mijn keel kloppen.
Ik legde mijn twee vingers erop, om zeker te weten dat ik nog leefde.
Ja. Ik leefde.
Geen paniek, Ziggy. Geen paniek. Het geld komt vanzelf. Problemen zijn er om opgelost te worden. En zo niet, dan ga je ten onder. Dat is ook een zekere vorm van oplossen.
Dit is slechts tijdelijk ongemak. Zoals het hele leven tijdelijk ongemak is.
Ik was de letterlijke zelfhulpgoeroe aan het spelen.
Als ik nog even doorging met beredeneren, kwam ik vanzelf uit bij woorden als βkalmteβ, βgenietenβ en βinnerlijke rustβ.
Maar deze oppoppende gedachten hielpen me niet.
De onrust bleef.
Sterker nog. Ze hielpen me niet.
Het leek alleen maar erger te worden.
Misselijkheid.
Kramp in mijn buik.
Ik ademde diep via mijn neus in en ademde via mijn mond rustig uit.
De hele week had ik de paniek kunnen onderdrukken. Gewoon mijn spullen inpakken in bananendozen. Een voor een. Niet te veel denken aan de schaamte. Gewoon zinnen zeggen als: βKan gebeuren. Het leven is een grote anekdote. Zie het als een avontuur. Je wordt niet dakloos. Je vindt een weg.β
Maar nee. Ik vond geen weg.
Ik kom alleen maar dieper in de schulden terecht zo.
Ik moet weg hier, voor ik een schommel in iemands tuin vind en het touw of de ketting om mijn keel bind.
Met prikkende ogen wandelde ik terug, met een zelfverzekerde beweging in mijn schouders. Heen en weer.
Doe alsof. Dat is altijd beter dan kwetsbaar zijn.
Xander sleepte net met moeite mijn boekenkast de garage in en probeerde die naast acht opgestapelde bananendozen neer te zetten.
βLuister, mensen. De deal gaat niet doorβ, zei ik toen ik de ruimte in kwam gewandeld en ik knikte naar een bezwete Xander. βPak alles maar weer in.β
Xander liet het kastje veel te hard op de grond terechtkomen. Toen zei hij met zijn hand tegen zijn heup aan: βJezus, Ziggy. Wat zeg je nou allemaal?β
βInpakken!β Ik maakte een pirouette met mijn wijsvinger in de lucht en begon daarna motiverend te klappen met mijn handen. βWegwezen.β
βWat denk je nou zelf?β zei hij.
De oude man keek nog ernstiger naar mij.
βDe borgβ, zei ik zacht tegen Xander.
βWant?β
βDie is te veelβ, zei ik nog zachter. βTe veel. Ik heb geen rode cent. Ik ga failliet.β
βWaarom wilde je dan ΓΌberhaupt wat huren?β vroeg hij.
Vooruitdenken was niet mijn ding. Ik dacht dat de eigenaar me wel wat weken zou gunnen.
Wensdenken is wel mijn ding.
Xander stapte op de man af. βHoeveel is de borg?β
βDuizend euro contantβ, kuchte hij.
βDuizend euro borg voor een huur van 100 euro?β vroeg Xander verbaasd. Hij haalde uit de binnenzak van zijn jas een envelop, pakte zes briefjes van vijftig euro eruit en gaf die aan de man.
Xander was dus zoβn persoon.
βDat zijn de eerste drie maanden huur. Ja?β zei hij.
De man bekeek de briefjes alsof er snot aan zat en keek toen naar mij met zijn borstelige wenkbrauwen.
βHmβ, gromde hij.
Hij liet me een contract ondertekenen en we wisselden nog wat gegevens uit.
βHoud het netjesβ, zei hij daarna en hij liep de garage uit naar een verroeste pick-up truck. Het ding startte kuchend en hijgerig en reed daarna de parkeerplaats af.
Toen keken we elkaar aan. Ik kon een glimlach niet onderdrukken.
Mijn vriend.
Mijn redder.
βBedankt, manβ, zei ik.
βRegel die 300 euro. Ik ben geen fonds.β Daarna: βZullen we die Klippan naar binnen tillen?β
Houd het netjes, zei de man.
Maar wie bepaalt wat netjes is?
Ik pakte een confettipopper uit een bananendoos. Mijn ding om feestjes wat meer sfeer te geven.
Ik draaide eraan en er klonk een knal.
Honderden gekleurde sliertjes verspreidden zich door de box. Als confettiregen.
βWhat the fuck, Ziggyβ, zei Xander, die de sliertjes uit zijn haren begon te strijken.
Ik ben al drie jaar bezig met deze roman: Tweelingzielen sterven nooit. Ik deel elke woensdag de eerste 13 hoofdstukken. Het gaat over een onmogelijke liefde tussen hedonist Ziggy en perfectionist Katy. Ik probeer alle themaβs van de afgelopen jaren in dit werk te stoppen: hedonisme, gevoeligheid, existentialisme, depressie, jeugdtrauma. Je gedachten over deze teksten zijn meer dan welkom!
Lees de vorige delen van Ziggy terug
β1 Je moet bloeden als je wil veranderenβ
β
β2 Word niet jezelf. Word iemand anders.β
β
β3 Sombere jongens huilen ookβ
β