Je kon wel zeggen dat ik me thuis voelde bij Tirza. Toen ik terugkwam van de date, was ze er niet.
Ze woonde in een riant nieuwbouwappartementje vlakbij Utrecht Centraal.
Gehuurd van een vriend van haar die in het vastgoed zat.
Het was hier zo netjes en geordend. Elk meubelstuk was zo gericht uitgekozen. Het gaf me een warm gevoel hier te zijn. En tegelijkertijd hoorde ik hier niet thuis. Dit was een volgend level in volwassen worden. Misschien wel drie levels verder.
Ik deed alle gordijnen dicht en zette via een streamingdienst een film met Steven Seagal op.
Ultra HD in 4K op haar mega-tv-scherm.
De soundbar op standje bombastisch.
Ik ging languit op de bank liggen in mijn onderbroek met een zak chipito’s die ik in een la had gevonden. Mijn guilty pleasure. Mijn hand bleef maar de zak chipitochips ingaan, om die vervolgens met drie stukken tegelijk in mijn mond te proppen. Om dan al mijn vingers af te likken en daarna de hand weer in de zak te laten verdwijnen.
Tirza kwam binnen zonder te kloppen. Rammelende sleutels. Beweging in mijn ooghoek. Ik zette met de afstandsbediening de film op pauze en zei met een gil: ‘Ik had wel naakt kunnen zijn!’
Ze zette het grote licht aan. Haar gezicht op standje geërgerd. Ze zei niets. Ze pakte haar tas uit op de eettafel. Vervolgens keek ze om zich heen.
Mijn sokken op de grond.
Twee lege colablikjes op het tafeltje.
Een plastic tas naast de bank.
‘Ben je bekend met het concept ‘rustig aan doen’?’ vroeg ik aan haar, denkend aan Katy.
Ik had me moeten bedwingen om Katy geen bericht te sturen. En elke keer als ik mijn telefoon oppakte, was ik teleurgesteld dat zij me niets had gestuurd.
‘Wat?’ vroeg Tirza zonder op te kijken. ‘Rustig aan, als in slow sex?’
‘Dat is wat Katy tegen me zei. Rustig aan doen. Alsof ze me al claimt én me tegelijkertijd op afstand wil houden.’
Tirza deed haar jas uit en gooide die over de eettafelstoel heen. Daarna sjokte ze naar de bank toe, waar ik languit op lag. Ze keek even naar het gepauzeerde scherm.
Toen begon ze te schreeuwen.
‘Wat ben je? Een zwijn? Is dit hoe je met mijn gastvrijheid omgaat? Moet je nou eens zien. Wat een tyfusbende is het hier. Wat nou als ik iemand had meegenomen? Wat vind je er zelf van? In je onderbroek. Met je ongewassen lijf. Op mijn bank liggen. Mijn bank!’
Tornado.
Haar ogen vielen op een paar verfrommelde keukenrolpapiertjes op de armsteun van de bank. ‘Is dat wat ik denk dat het is? Is dat wat ik denk dat het is?’
‘Nou, dat is dan je oversekste brein. Want dit zijn gewoon keukenrolpapiertjes waar ik mijn neus in heb gesnoten. Ja? Gesnoten, ja.’
‘En die laat je zo op mijn bank liggen? Dat vind je wel lekker gezond? Je bent toch geen zwijn?’
De aanval is de beste verdediging zei JC ooit. Dus ik begon nu ook mijn stem te verheffen.
‘Waar heb jij last van? Moet ik hier braaf met gekamde haren op de stoel wachten op de terugkeer van hare narigheid? Terwijl ik zit te lezen in het boek Cholera in tijden van 100 jaar eenzaamheid?’
‘Het is Liefde in tijden van cholera. En Honderd jaar eenzaamheid. Twee verschillende titels.’
‘Boeiend!’ zei ik.
Tirza barstte in huilen uit en ging op de eetkamerstoel zitten met de rug naar me toegekeerd.
Dat was nou ook weer niet de bedoeling van mijn terugschreeuw.
‘Waarom ga je nou huilen?’ vroeg ik verbaasd.
Ze bleef geluiden maken. Als een muisje. Een huil op de handrem. Dit klonk ernstig. Maar in plaats van troosten, zette ik de film weer aan. Wat moest ik anders? Ze zei dat ik een zwijn was. Een zwijn! Misschien leek het op zwijnengedrag, maar ik heb ook gevoelens.
Na een autoachtervolging op tv kalmeerde ik iets. Tirza was nog steeds aan het snikken.
Wat een theater.
Terwijl Steven Seagal probeerde iemands recht tot ademen te ontzeggen door een arm om de keel te vouwen, stond ik op en raakte haar schouders aan. Ze schrok van mijn handen.
‘Wat is er?’ vroeg ik vrij hard, om boven het bombastische geweld van de vurende pistolen uit te komen.
‘Zet eerst even die tv op pauze of zo.’
Dat deed ik. Toen vertelde ze het me.
Ze nam vanochtend de tram naar het 5-mei-plein. Een ritueel dat ze elke zondag probeerde uit te voeren. Ze stak de weg over, ging door het winkelcentrum heen. Liep langs een aantal nieuwbouwflats en kwam aan bij de kade onder de Prins Clausbrug bij het Amsterdam-Rijnkanaal.
Joggers. Fietsers. Wandelaars. Langsbrommende binnenvaartschepen.
Ze besloot richting De Meernbrug te lopen met de wind in haar gezicht. Om een bekende schim te zien, zittend op een verhoging. Lang haar. Schouders naar beneden. Nippend uit iets van glas, verstopt in een papieren zak.
Ze wist maar al te goed wat er in de zak zat. Rode wijn.
Ze wist maar al te goed wie die schim voorstelde.
Haar vader.
Het ene moment loop je over de kade, met de zon en de wind in je gezicht. Het volgende moment sta je aan een fles rode wijn te trekken met je eigen pa.
Tirza won en gooide de fles het kanaal in. Haar vader schreeuwde het uit. Zo’n noodkreet. Alsof zijn voet eraf was gehakt. Alsof een peuter te water was geraakt. ‘Neeeeeee!’
Haar vader keek haar daarna aan. Met grote ogen. Lippen zo donkerrood als maar kon. Hij gooide elk woord eruit dat Tirza’s onzekerheid aantastte.
Je bent dik. Een egoïst. Een slechte dochter. Je lijkt op die heks van die moeder van je. Je voelt je te goed voor ons. Je snapt het leven niet.
Dus ze liep weg. Shakend van de spanning. Terwijl die man maar bleef schreeuwen.
De gedachten raasden door haar hoofd: die verdomde fles. Die verdomde fles. Die verdomde fles, die het leven van haar, haar broer en haar ma naar de gallemiezen had geholpen. Die fles die de relatie van haar ouders had verpest. Die fles had haar hele jeugd bepaald. Die fles. Die fles die haar liet zweren nooit meer te praten met haar pa.
Vijf jaar lang hield ze het vol. Vijf jaar lang. Als ze bij ma op bezoek kwam, moest ze garanderen dat hij er niet was.
Ãœberhaupt. Dat ma hem weer in huis had genomen na alles wat hij had gedaan. Omdat ze niet beter wist, nam ze genoegen met het minste wat je in je leven kon krijgen?
Ze stopte. Zuchtte hard. Zag de mensen die haar passeerden naar haar kijken. Maar dit was Kanaleneiland. Hier bemoeide iedereen zich met zichzelf.
Ze draaide zich om en zag haar pa turen naar het water. Alsof de fles op magische wijze weer uit het water zou komen, zo recht in zijn handpalm. Het ontroerde haar.
‘Luister pa’, zei ze toen ze weer bij hem was. ‘Ben je kalm?’ Hij keek haar in de ogen aan. Kalm was niet het juiste woord. Onrustige ogen. Maar niet zo ver heen als ze dacht. Dit leek nog op aardig nuchter. Hij was voor reden vatbaar.
‘Het is geen toeval dat ik je hier tegenkom. Toeval bestaat niet. Niets gebeurt zonder reden, pap. Niets gebeurt zonder reden.’
‘Tirzaatje toch’, zei hij met zijn warme stem. Die stem die Tirza al bijna haar hele leven mist.
‘Dit is geen toeval’, zei ze weer. ‘Het spijt me van die fles. Ik wil een nieuwe voor je halen. Of ik trakteer je op een kop koffie. Nu. Samen praten. Gewoon. We hoeven niet nu dingen uit te praten. Maar gewoon kletsen als een vader en dochter. Weet je wel? Breng ik je daarna naar mama.’
De enige reden dat ma hem weer toeliet, was als hij de alcohol buiten de deur liet. Volgens ma ging dat heel goed. ‘Hij was veranderd.’ Om vervolgens altijd te zeggen: ‘Hij wil je graag weer zien.’ De afgelopen vijf jaar had ze tig appjes, vijf mails en drie brieven keihard genegeerd. Ze wilde hem nooit meer zien. Er was teveel gebeurd. Maar diep in ons hart, wil iedereen dat we nog lang en gelukkig in harmonie leven.
Pa knikte en zei: ‘Ik mis je.’
Niet: ‘Ik heb je gemist.’
Tirza raakte hiervan in de war. Daarna zei hij: ‘Zeg niets tegen mama, oké? Ik heb gewoon een zwaar weekend. Ik wil niet direct op straat gegooid worden.’
‘Hoeveel kansen wil je nog krijgen in dit leven, pa?’ vroeg Tirza zo oprecht mogelijk. ‘Dus, kopje koffie dan maar?’
Hij glimlachte. Streelde de stoppels op zijn kin. Ging toen met zijn hand door zijn lange haren. ‘Geef me 5 euro voor die fles. Ik haal die zelf wel.’
Tirza keek hem niet-begrijpend aan. ‘Ik mis je’, herhaalde hij. Toen kwam de hand tevoorschijn. Niet als een bedelaar. Maar als een commandeur. Vingers die van die wenkbewegingen maakten.
‘Dus je laat me weer vallen?’ was wat Tirza zei. ‘Alweer?’
‘Laat ook maar’, zei hij mompelend. ‘Dat gepreek hoor ik al de hele dag van die klote ma van je.’ Hij draaide zich om en liep al mopperend onder de Prins Clausbrug door richting de Ikea.
Ze pakte een 50-eurobiljet uit haar portemonnee en overwoog om achter haar pa aan te rennen en hem dat te geven. Om te laten zien dat ze hem niet had vergeven, maar wel nog steeds om hem gaf. Ook al zou die het gebruiken om zich laveloos te drinken.
Omdat ze van hem hield. Natuurlijk hield ze van hem.
Dus Tirza keek me met betraande ogen aan in haar huis en zei: ‘Niets gebeurt zonder reden, Ziggy.’
Ik zei: ‘Met alle respect. Wat moet je van iemand die alleen maar met zichzelf bezig is? Ook al is het je pa. Het is een pedo, een zuiplap, een klootzak.’
‘Houd je bek, Ziggy’, zei Tirza. ‘Houd godverdomme je bek.’
Tirza stond op en duwde me weg. Daarna wilde ze me een klap geven met haar beide handen, maar ik kon nog net haar polsen vastpakken. ‘Hé, hé, hé’, zei ik. ‘Rustig maar. Ik wil je begrijpen. Ik wil je begrijpen.’
‘Ik dacht dat jij anders was. Maar zelfs jij snapt mijn ware gevoelens niet.’
Ze rukte zich los, liep de woonkamer uit, sloeg de slaapkamerdeur dicht en draaide die op slot.
Nu stond ik daar, te staren naar het pauzescherm met Steven Seagal. Mijn intenties waren goed. Echt.
Met trillende handen stond ik bij haar slaapkamerdeur en klopte zachtjes. ‘Tirza?’
‘Rot op, Ziggy. Rot op. Rot op uit mijn huis. Ik ben klaar met zorgen voor anderen. Ik kies vanaf nu alleen maar voor mezelf.’
‘Doe nou niet zo onredelijk. Ik ga me niet meer als zwijn gedragen. Beloofd.’
Stilte. Gestommel. Gekraak van het bed. Voetstappen. De deur die van het slot ging. De deur ging open en ze schreeuwde. Ze schreeuwde net zolang tot er geen lucht meer in haar longen zat:
‘Rot godverredomme OOOOOOOOOOOP!’
Toen sloeg ze de deur weer dicht en deed ‘m op slot.
Ik keek de film in afwezige toestand en met een piep in mijn oren af. Wat moest ik anders?
Ging naar de badkamer toe om mijn tanden te poetsen en mijn gezicht te wassen. Toen ik uit de badkamer kwam, was Tirza de vaatwasser aan het inruimen. Ik keek haar aan. Wachtend tot ze klaar was en naar mij zou kijken.
Ze zei met schorre stem, terwijl ze een boterhambordje in de vaatwasser deed: ‘Ik wil alleen zijn, Ziggy. Alleen.’
​
Ik ben al drie jaar bezig met deze roman: Tweelingzielen sterven nooit. Ik deel elke woensdag de eerste 13 hoofdstukken.
Het gaat over een onmogelijke liefde tussen hedonist Ziggy en perfectionist Katy. Ik probeer alle thema’s van de afgelopen jaren in dit werk te stoppen: hedonisme, gevoeligheid, existentialisme, depressie, jeugdtrauma.
Lees de vorige delen van Ziggy terug
​1/13 Je moet bloeden als je wil veranderen​
​2/13 Word niet jezelf. Word iemand anders.​
​3/13 Sombere jongens huilen ook​
​4/13 Vochtige plekjes​
​5/13 Je klinkt als mijn vriendin​
​6/13 Als je je verward en bedroefd voelt, ligt het aan jezelf​
​🜂7/13 De middelmatigheid haalt ons allemaal in​
​🜂 8/13 Het échte leven haalt ons altijd in​
​🜂9/13 Je hoeft niet te drinken. Maar het kan wel.​
​🜂10/13 – De kunst van sexting​
​🜂 11/13 Waarom kwetsbaar zijn als niemand bij je blijft​
​