Lieve vreemdeling,
Mijn ‘autofictie’ schrijfprojectje.
Lees deel 1 hier terug.
Luister naar de ‘after show‘ wat echt en nep is in dit verhaal.
Vandaag part deux.
Liefs,
Tomson
Als je last hebt van je hitsige bovenbuurvrouw part 2/2
Cis, mijn huisgenoot, de vampier, moest na vier weken halve dagen werken weer vol aan de bak op het callcenter.
Gewoon als elke sterveling om 8 uur beginnen met telefoontjes aannemen. Ze begon zich weer te verslapen en uiteindelijk volgde dan toch ontslag.
Dus dit was de situatie.
Ik ging elke ochtend voor de zon opkwam de deur uit en zij was vele nachten in de week op zoek naar mannelijk speeksel.
Eigenlijk maakte het niet uit of ze veel mensen of een persoon meenam naar huis.
Het gestamp, de muziek en het gepraat hielden me altijd wakker.
Het verbaasde me dat mijn andere huisgenoot, T-rex, er nooit last van had. Maar goed. Ik verbaasde me over wel meer dingen bij T-rex.
Hij liep altijd in trainingsbroeken rond en poepte drie keer per dag.
Drie keer per dag!
Ik kon het weten, want mijn kamer zat naast de badkamer en in het weekend trok die geur zich via het sleutelgat en door de kier tussen de drempel en de deur mijn kamer in, zo recht naar mijn neus dat ik ervan moest kokhalzen. Drie keer per dag dus. Kokhalzen.
Hij verbaasde zich er dan weer over dat mijn stoelgang eens in de drie dagen plaatsvond.
Ja.
Elkaars banaliteiten kan je niet negeren als huisgenoten.
Cis verraadde zich altijd door de zwavellucht, omdat ze een lucifer aanstak als ze bezig was. En ze oprecht dacht dat het je eigen geuren liet verdwijnen.
Lol.
Die geur van haar schijt kon ik nog wel hebben.
Het waren haar nachtelijke avonturen die me zo uitputten.
Het was elke ochtend weer een strijd om mijn ogen open te krijgen.
Het was een strijd om op de fiets tijd te winnen, door rode stoplichten te negeren en regelmatig op mijn trappers te staan om vaart te maken. Regelmatig zat ik nog met mijn jas aan en muts op mijn hoofd de eerste klant te woord te staan, om een waarschuwing van Johan te voorkomen.
Iets in mij wilde waarschuwing drie. Maar mijn ego weigerde dat Cis de oorzaak werd van waarschuwing nummer drie.
Juist omdat ik elke keer weer met gebalde vuisten in mijn hoogslaper lag en tevergeefs met mijn blote voeten tegen het plafond trapte om haar nachtelijk kabaal te doen stoppen.
Dus ik deed het onmogelijke toen ze op een zaterdagmiddag niet thuis was en T-rex net klaar was met schijtbeurt twee van de dag.
Ik opende mijn deur, spiekte in de gang en hoorde het geluid van geschiet op de tv van T-rex en de bewegingen van zijn controller.
Naast mijn deur bevond zich de deur van Cis, naar zolder toe. Mijn hand op de klink, naar beneden, niet op slot.
Vervolgens gingen mijn voeten met zachte pas tree voor tree naar boven.
Bovenaan bevond zich aan mijn ene hand haar slaapkamer met een onopgemaakt bed.
Aan de andere kant kon je zo een draai maken en dan keek je naar een bank, een tv en een groot bureau met een Mac-computer erop en mengpaneel en geluidsboxen.
Mijn hand haalde uit mijn zak een Ikea-nijptang. De geluidsboxen waren groter dan mijn hoofd. Mijn hand pakte een draad aan de achterkant en volgde die naar beneden, via de achterkant van haar bureau onder het tafelblad door.
Ik bukte, pakte het draadje vast, knipte het door en liet het losse draadje op andere draden rusten.
Een gevoel van spijbelen in mijn buik, maar ook de versnelde hartslag van blijdschap dat ik dit gedaan had.
Ik had mijn eigen probleem opgelost.
Dit was pro-actief zijn.
Magteld zou trots op me zijn.
Toen ik opstond hoorde ik de knal van de voordeur die dicht was gegaan.
Alleen Cis deed zo de voordeur dicht. Om iedereen te laten weten: ‘Ik ben er, party people!’
Mijn hoofd zei: Nu lopen of schuilen. Nu naar beneden lopen of schuilen. Nu naar beneden lopen of schuilen.
Dit gedenk kostte dus tijd.
Voetstappen op de trap naar de eerste verdieping.
Het was nu te laat om nog de trap af te gaan. Want dan zouden we tegelijkertijd op de overloop aankomen.
Mijn lijf bewoog zich eerst richting de bank, toen de andere kant op naar haar kledingkast, om vervolgens toch naar haar bank te gaan.
Precies achter de zijleuning naast een plant was ruimte om te bukken. Mijn handen trokken de plant iets naar achteren. Ik ging achter de bank op mijn hurken zitten en trok de plant naar me toe. Ik probeerde gedachten te vermijden over hoe stom dit eigenlijk was als ze me zagen.
De deur ging open. Gestamp de trap op. Bop. Bop. Bop.
‘Echt niet,’ zei ze.
‘Wedden van wel?’ zei een mannenstem.
De voetstappen waren nu op zolder. Ik maakte me zo klein mogelijk en hield mijn adem in, terwijl ik mijn hart in mijn keel voelde kloppen.
‘Je bent zo’n sletje,’ zei hij.
‘Laat dat!’ zei Cis.
‘Sletje.’
‘Ik meen het,’ zei Cis en ze liet een hoge gil horen. ‘Niet doen!’ zei ze.
Mijn voeten en benen begonnen te tintelen.
Vervolgens drukte de bank tegen mijn schouders aan, omdat ze erop waren gaan zitten of liggen of zoiets.
‘Hand weg,’ zei Cis. ‘Je bent gewoon nat,’ zei hij. ‘Weg nou die hand.’ ‘Kom,’ zei hij.
De bank gaf weer een zacht klopje tegen mijn schouder aan.
‘Niet hier,’ zei ze. ‘Waar dan?’ vroeg hij.
Gestap over de vloer. Richting de slaapkamer. Geluid van gerommel.
Toen was het even stil, maar ik durfde mijn hoofd niet op te tillen. Daarna begon het gekraak van het bed en daarna gekreun van hun beiden.
Als een stokstaart keek ik omhoog, schoof de plant opzij en ging rechtovereind staan en voelde mijn rug.
Die was ook niet meer wat die geweest was.
Daarna met zachte stappen naar de trapopening. Een vluchtige blik in de kamer. Ze lagen missionaris in elkaars ogen te kijken.
Zo romantisch.
Via een snelle beweging was ik op de trap en uit hun zicht. Volledig in freeze mode, te luisteren.
Het ritme van het gekraak bleef hetzelfde. Het gekreun ook.
Met de ene voet een tree naar beneden. De andere voet. Gekraak. Ditmaal veroorzaakt door mijn voet. Zo’n kraak die alleen een houten trap kan maken.
Mijn ademhaling als een astmapatiënt, die ik qua geluidsoverlast via mijn neus probeerde te dempen.
Weer zacht gekraak. Luisteren. Het bed piepte nog. Het gekreun was er nog. Volgende trede. En nog een. En nog een. Tot ik bijna beneden was.
Daar nam ik snellere passen, deed de deur open en keek naar de deur van T-rex. Schietgeluid klonk nog steeds.
Mijn hoofd was nat van het zweet en mijn mond was zo droog als maar kon. Mijn ademhaling voelde niet meer zwaar aan.
Het gekreun was overgegaan in ‘Ja, ja, ja, ja’ van Cis en ‘Oh wat is dit lekker, oh wat is dit lekker, oh wat is dit lekker zeg’ van hem.
Op mijn kamer trok ik een biertje open en nam de eerste slok voor het raam. Dat gevoel dat al mijn zorgen voorbij waren. Doordat de muziek niet meer kon spelen.
Wat een grap.
Die nacht gebeurde er iets wat ik waarschijnlijk zelf had veroorzaakt.
Bij het openen van mijn ogen wist ik het al: ik ben nooit wakker voor de wekker.
Spiekend tussen de spijlen van mijn bed door gaf mijn wekker geen enkel licht.
Dit zou waarschuwing nummer drie gaan worden.
Liefs,
Tomson