🪐Als er geld op straat ligt en je bent de enige die het ziet
Lieve vreemdeling,
Op straat lag een portemonnee. Zo’n leren. Zwaar. In mijn hand viel die al open, met een rijbewijs verstopt achter een doorzichtig venster met een foto van een man.
Een vrouw verdwaald op de fiets had die gevonden. Het stoplicht was rood, maar zij stak over. Wat gek was. Want de auto’s zoefden langs haar heen. Toen ze bij me was, zei ze dat het stoplicht aan de overkant niet werkte en ze vroeg of ze de goede kant op reed.
Ik knikte. Daarna riep ze van achter me: ‘Een portemonnee!’
Ik draaide me om en zag hoe ze het ding vasthield zoals Gandalff de ring vasthield in het begin van Lord of the Rings. Met zo’n tang. Alsof het zware krachten bezat die je eigenlijk niet aankan.
Ik zei: ‘Misschien heeft iemand uit mijn wijk die verloren. Ik wil die wel bewaren.’
Ze knikte en zei: ‘Ja, heel fijn’, en je voelde dat ze nu verlost was van dit probleem. Ze stapte op de fiets, stak nu een andere straat over en reed weer door rood.
Mijn stoplicht was nog steeds rood. Of wellicht had ik een ronde overgeslagen. Ik vouwde de portemonnee open, maar herkende de foto van de man niet. Al moet ik je eerlijk bekennen dat ik sowieso weinig mensen in de wijk ken.
Ik stapte op de fiets, stak het kruispunt over en reed richting de bossen voor een rondje op de fiets. Als ochtendgymnastiek.
Ja. Deze schrijver moet aan zijn buikje denken.
Zoveel bladeren aan de bomen. En de lucht in de ochtend ruikt zo bossig en dauwwig.
Toen het bos dreigde over te gaan in weiland, besloot ik om te keren om naar huis te gaan. Bij het pad van een boerderij waar ik draaide, stond een picknickbankje in de berm.
Ik ging daar zitten, haalde de portemonnee tevoorschijn en haalde een voor een alles eruit. Vakje voor vakje. Heel systematisch.
Ik voelde me een rechercheur die de portemonnee van de net gearresteerde moordverdachte onderzoekt.
- Een rijbewijs.
- Een ABN Amro-pas.
- Een patiëntenpas van het ziekenhuis.
- Een visitekaartje van een hotel in Belgrado.
- Een bonnetje van een plek in Belgrado.
- Een zwart-witfoto van een vrouw met grijs haar met van die krullen die je krijgt van krulspelden. Het was een foto die je op een grafkist zou zetten.
- Een gekleurde pasfoto van een vrouw van omgeveer mijn leeftijd.
Op zijn rijbewijs stond zijn geboortejaar. Drie jaar jonger en dat gaf een gek gevoel in mijn buik van teleurstelling. Ik weet niet eens waarom.
Ik vond ook een papieren kaartje van een huisartsenpraktijk, met daarop: ‘bellen in geval van nood’. Met een blauwe pen was een vrouwennaam ingevuld, een adres en een telefoonnummer. Maar bij het vakje naast haar naam was ‘dhr’ aangekruist in plaats van ‘mevr’.
Er zat ook muntgeld in de portemonnee en ik zag nog een drietal pasjes zitten, met daarachter rood briefgeld verstopt.
Mijn hoofd zei: wie zou het merken als jij het eruit haalt en in je eigen portemonnee stopt?
En die gedachte vond ik weer raar. Dat mijn hoofd dit ging denken, terwijl ik op het punt stond om het nummer te bellen.
Ik belde het nummer. Een vrouwenstem nam op.
‘Met Tomson Darko. Ik heb de portemonnee van de heer Van Wijk gevonden en uw nummer stond er in.’
‘Ja, klopt,’ zei ze. ‘Ik ben zijn vrouw.’
Kinderstemmen klonken op de achtergrond. Ik vroeg of het adres op het kaartje haar adres was en of het goed was dat ik de portemonnee zo kwam langsbrengen.
De terugweg door de bossen bleven mijn gedachten maar spelen met het idee om het geld eruit te pakken. Nul keer voelde ik oprecht de intentie om het te doen. Maar toch was dit mijn gedachtespel op de fiets.
Zoals wanneer je een elektrische vliegenmepper vasthebt en je denkt: zal ik mijn vinger gewoon even lekker elektrocuteren?
Mijn gedachten gingen ook smoesjes verzinnen. ‘Zat er geld in, ja? Misschien lag die portemonnee al een tijdje bij het kruispunt? Wie kan het zeggen.’
Het maffe was dat ik de goede daad van terugbrengen voelde in mijn buik. Een lichtheid alsof je een compliment krijgt. Net zoals de gedachte ‘Wat ben ik toch een goed mens.’ Dat voelde mijn hele lijf.
Maar zelfs toen ik mijn fiets had geparkeerd en hun straat in liep, had ik de gedachte om het briefgeld eruit te pakken en te tellen. Ditmaal was er een tegengedachte. ‘Zo kijkt ze uit het raam en ziet ze je.’
Hun deurbel deed het dus niet. Ik word altijd zo zelfbewust als deurbellen het niet doen. Dit is niet de afspraak van ‘het plan’. Deurbellen horen het te doen. Zodat je wacht tot iemand opent.
Maar als niemand hoort dat je er bent, ben je er dan wel geweest?
Moet ik nu nog een keer drukken om het zeker te weten? En hoe lang moet ik dan drukken? En stel nou dat ‘ie het wel doet, maar ik hoor het niet, dring ik me dan niet te veel op in hun leven met zo’n heel lange, schelle deurbel die door hun hele huis heen galmt? Dan ben ik ze tot last.
Oh, altijd maar die gedachte dat ik iemand tot last ben…
Het raam bij de keuken stond open. Er waren kinderstemmen te horen. Een vrouwenstem.
Ik deed een stap opzij om te kloppen op het raam en ik keek recht in het gezicht van de vrouw van de pasfoto, die net een slok van een glas water neemt.
Ze brengt het glas snel naar beneden en heft haar handen omhoog.
De deur gaat open. Ik overhandig de portemonnee en vertel waar ik die heb gevonden. Ik beweeg tijdens praten met mijn bovenlichaam iets naar voren en zie haar meteen met haar bovenlichaam naar achteren bewegen.
Ze vertelt: ‘We zijn net een dag terug van vakantie. Vandaag weer begonnen en zo. Mijn man werkt in het centrum. We zeiden al aan de telefoon: lekker begin van de week zo.’
Oh, de oppervlakkigheid van gesprekken…
Een kind roept: ‘Papa!’ en ze draait zich om. Ze heft de portemonnee in de lucht. ‘Het is de meneer die de portemonnee heeft gevonden.’
Een kindergezicht verschijnt bovenaan de trap, glurend naar mij. Ik zwaai. Het kind zwaait niet terug.
Ik zeg dankjewel en tijdens uitspreken, komt de vraag in mijn hoofd: ‘Waarom zeg je dankjewel?’ Zij zegt vervolgens dankjewel voor het terugbrengen.
De deur sluit. Mijn lijf draait zich om en ik vraag me af waarom ze haar lijf van me vandaan bewoog toen we aan het praten waren.
Omdat ze dacht:
- zou die het geld eruit hebben gehaald?
- zo overvalt hij me nog hier. Ik alleen met kinderen?
Dat is toch zo vreemd? Dat mijn lijf de goede daad volledig voelt, maar mijn hoofd bedenkt git- en git- en gitzwarte scenario’s over geld stelen en of ze me als bedreiging zag aan haar deur.
Liefs,
Tomson
Uit mijn dagboek van 14 augustus.