Hey jij,
Ik zag iemand anders in de spiegel. Waarschijnlijk was die gast er altijd al geweest. Maar nu ik langer durfde terug te kijken, herkende ik hem niet.
Een te bleke kop. Een te vette huid. Te veel mee-eters op de neus. Te onverzorgd haar. Een slecht onderhouden baardje.
Ik begon vanaf dat moment beter voor mezelf te zorgen. Zonnebankje. Een goede kapper. Ik kocht een trimmer voor mijn baard.
Ik begon strakkere shirts te dragen om mijn sportschoolspieren meer te benadrukken.
Mensen begonnen anders naar me te kijken.
Het was net zoals ik me minder een mislukkeling voelde met een diploma op zak en dat begon ik ook uit te stralen. Het idee dat ik wel iets kon. Dat ik er wel mocht zijn.
Vrouwen keken meer naar me in de kroeg dan normaal en dat wekte bij mij een nieuwsgierigheid naar hun lichaam en ziel op.
Bijna elke zaterdag ging ik met Rio naar de grote stad. Eerst naar de kroeg daarna naar de club. We dansten. We zopen. We slikten.
Ik praatte met veel vrouwen. Soms zoende ik met ze vlak bij de garderobe. Soms vroegen ze aan mij of ik hun een nog leukere avond wilde bezorgen dan het al was. Hint. Hint. Maar zo’n man was ik niet…
Ik kreeg angstgedachten over niet klaarkomen bij een vreemde. Over in bed slapen in een huis dat niet van mij was.
Ik vroeg me überhaupt af welk huis echt als thuis voelde. Na de scheiding verkochten mijn ouders het huis waar ik was opgegroeid. Nu woonde ma in een buurt met allemaal dezelfde kleur voordeuren. Mijn pa kocht een huis aan de andere kant van het dorp.
Ik bracht de meeste tijd door in het huis van ma. Ook al was zij er nauwelijks meer. Ze sliep dan bij haar vriend.
Het voelde er leeg en niet-geleefd aan. De verwarming mocht niet aan als ze er niet was, om stookkosten te besparen.
Mijn kamer was groter dan in het vorige huis. Maar toch leek het meer op een ingerichte slaapkamer in een Ikea-winkel. Het had geen ziel. Het was als een poppenhuis.
Ik stopte ermee om het weekend te slapen bij mijn pa. Ik kwam om de week wel op de koffie op zondag. Dan keken we Formule 1 of een voetbalwedstrijd. Beiden interesseerden me niets. Maar we moesten wat om de stilte op te vullen.
Ik begon aan een mbo-studie in de grote stad. Het ging me vrij gemakkelijk af omdat het eigenlijk onder mijn niveau zat. Ik vond in mijn studiegenoten nieuwe blowmaatjes.
Ik denk, terugkijkend op deze periode, dat ik me goed voelde.
Het leven was niet per se somber, het was niet per se heel uitzichtloos. Ook al wist ik niet waar ik het allemaal voor deed. Het leven ging gewoon zijn gangetje.
Het leven voelde goed zonder dat ik me er bewust van was.
Maar ik wist wel exact op welk moment het weer een verkeerde afslag nam… Dat was in het tweede jaar.
Was het voorbestemd? Was het gewoon toeval?
Toen ik die dag uit de trein stapte had ik gewoon de trap af moeten gaan. Ik had naar de busterminal moeten lopen. Daar had ik nog drie minuten moeten wachten tot de bus zou komen. Zodat ik kon instappen en een plekje bij het raam kon bemachtigen. Om daarna nog twee minuten te wachten tot de bus vertrok. Om vervolgens amper tien minuten later uit te stappen en naar het schoolgebouw te lopen.
Maar niet deze dag. Deze dag besloot ik een busje later te pakken. Dat gaf me genoeg tijd om een peuk te roken op het station. Ik was geen vaste roker. Maar soms wilde ik de ochtend beginnen met nicotine in mijn bloedbaan. Ook deze ochtend. Alleen normaal rookte ik voor het schoolgebouw. Maar nu wilde ik per se op het station dat nicotineshotje krijgen.
Daar stond ze. Bij de rookpaal. ‘Hey!’ riep Samantha te enthousiast.
‘Hé,’ zei ik licht beschaamd terug. Mijn oude studiebegeleidster.
‘Je ziet er goed uit zeg!’ zei ze. Haar manier van praten maakte me rustig. Hier waren geen boze gevoelens meer aanwezig. Maar mijn benen bleven trillerig aanvoelen.
We hadden het over school. Zij was net aan een vervolgstudie aan de universiteit begonnen. Dat was wel wat anders dan een hbo-opleiding. Inspirerend, meer solistisch en ook zwaarder. Ze woonde niet meer in ons dorp. Ze wees naar een sporttas op de grond. ‘Ik ga weer naar mijn kamertje in Utrecht.’
Toen haar tweede peuk op was keek ze naar haar horloge. ‘Mijn trein komt zo.’
‘Oké,’ zei ik. ‘Mijn bus gaat ook zo.’
‘Kom je me eens opzoeken in Utrecht? Lijkt me gezellig.’
En ik zei ja, zonder dat ik de intentie had om er een vervolg aan te geven.
Maar in de bus zag ik een berichtje van haar via Instagram waar ze om mijn 06-nummer vroeg. Ze was de vorige ‘kwijtgeraakt’ waar ze vast mee bedoelde dat ze die gewist had.
We begonnen regelmatig te praten via de app zonder ook maar één woord te besteden aan ons verleden.
Apart.
Alsof we vrienden waren.
De weekenden bracht ik steeds vaker door met Jet en steeds minder met de gasten in de schuur. Ook het uitgaan met Rio liet ik wat meer langs me heen gaan.
Soms deelden Jet en ik een jointje. Of een glas witte wijn. Vaak keken we horrorfilms. Zodat ze dicht tegen me aan kon kruipen. Seks hadden we niet. Maar ik plaste wel met de deur open in haar beurt. Zelfs mijn ma – als ze er was – mocht haar graag. Ik weet niet precies wat we waren.
Aan deze relatief rustige periode kwam abrupt aan een einde toen ma zei dat ze ging samenwonen met haar vriend. ‘Je moet weten dat in het nieuwe huis altijd een logeerbed voor je klaar staat mocht het nodig zijn.’
Een logeerbed?
Ik stormde woedend het huis uit. Ik pakte mijn fiets en reed naar de schuur, waar m’n blowmaten net een nieuwe joint hadden gedraaid.
Bertus was er. Zelfs Rio.
‘De verloren zoon!’ riep iemand.
Ik deed mijn verhaal. Ik zei dat ik zeker niet nu bij mijn pa ging wonen. Ik voelde me verstoten door mijn eigen ma.
De jongens zeiden dingen als ‘wat kut’ en ‘neem nog een hijs’ en ‘hier, een slok Sambuca.’
Ik kwam diep in de nacht veel te dronken thuis en klauterde als een hond via de trap naar boven. Mijn ma stond in haar nachtjapon bij de slaapkamerdeur en zei mijn naam.
Ik zei iets terug wat ik me niet meer kon herinneren. Alsof mijn geheugen het niet wilde registreren. Het was blijkbaar zo heftig dat zij tegen me begon te schreeuwen en me de volgende dag keihard negeerde.
Ik besloot de verhuizing niet af te wachten en belde tante Anja op. ‘Je bent altijd welkom,’ zei ze.
Het was klein bij haar. Op zolder stond een logeerbed en een klein bureautje. Ze werkte als schoonmaker bij de gemeente. Daarnaast maakte ze ook nog zwart schoon bij mensen. Zodat ze haar schulden kon aflossen die haar ex had achtergelaten voor haar.
Als ze er was, zorgde ze voor me. Ze zette thee, gaf me koekjes, kookte graag. Ze vroeg naar mijn dag. Maar ze liet ook wel merken dat als ik besloot om nog langer te blijven, dat ik dan ook geld moest inbrengen in dit huishouden. Wat ik volkomen begreep.
Alleen hoe?
Ik merkte dat ik in mijn lijf rustig werd bij mijn tante. Maar de onrust in mijn hoofd bleef.
Hoe kwam ik aan geld? Hoe lang kon ik mijn moeder nog negeren ondanks haar duizend ‘het spijt me Morris!’-appjes? Had ik de drang naar wiet nog wel onder controle? Moest ik wat liever zijn voor mijn vader? Wat wilde ik nou echt?
Ik kreeg een sterk gevoel van ontsnappen. In drank. Wiet. Vrouwenlichamen.
Dus ik stuurde Samantha een appje: ‘staat je uitnodiging nog open voor een bezoekje van mij aan Utrecht?’
Ze zei: ‘wanneer kom je?’
Nu stop ik even. Want dingen worden hierna intens. Dat begrijp je wel…
Liefs,
Morris
PS Lees de eerdere verhalen van Morris terug op darkomailarchief.nl