Hey jij, Ik doe graag een bordspel met vrienden of familieleden. Ik kan me ook heel fanatiek gedragen tijdens het potje. Maar eigenlijk maakt het me niets uit of ik win of verlies aan het eind van het spel. Ik weet dat dit voor competitieve mensen moeilijk voor te stellen is, want waarom zou je het dan spelen? Maar ik meen het echt: ik voel geen verschil als ik win of verlies.
Ik weet dat veel mensen, misschien wel jij, geprogrammeerd zijn om beter te zijn dan anderen. Winnen is belangrijk. Winnen is een lekker gevoel. Winnen is beter zijn dan iedereen. Verliezen is falen. Verliezen is een vernedering. Verliezen is je meerdere erkennen in anderen.
Darwinistisch gezien is de hele natuur een grote competitie. Alleen de sterksten overwinnen. Alleen de winnaars overleven.
Nou succes daarmee, Darwin. Ik word er niet warm of koud van.
Je hebt ook van die types die zich enorm superieur voelen als ze winnen. Ik heb ontdekt dat deze mensen de spelregels naar hun eigen hand zetten. Niet alleen dat. Als ze geen uitzicht hebben op winnen, doen ze vaak niet mee. Maar als ze de overwinning al bij voorhand ruiken, proberen ze met een hoop provocatie en grootspraak anderen te overtuigen om het spel te spelen. Zodat de anderen vernederd kunnen worden. Als ik weiger hier aan mee te doen, gaan ze dingen zeggen als: ‘Mietje’ of ‘Durf je niet?’ of ‘Wat ben je nou voor vent?’.
Het maakt me niet zoveel uit of ik laatste of eerste word. Maar als iemand heel veel plezier haalt uit de vernedering, sla ik liever over. Ik heb nog wel eigenwaarde namelijk.
Ik snap deze tactiek wel van deze gasten. Het viel me al op bij het knikkeren op het schoolplein. Sommige klasgenoten waren heel goed en zochten de uitdaging met andere kinderen die ook heel goed waren. Ze wilden testen hoe goed ze écht waren. De inzet werd ook steeds hoger tussen deze knikkeraars. Bij een verlies, daagden ze de ander opnieuw uit om nog een keer te spelen en dat deden ze ook.
Het is leuk om ergens goed in te zijn en je grenzen op te zoeken. Dat begrijp ik.
En dan had je die superioriteitskinderen. Die zochten altijd zwakkere tegenstanders op. Daar hadden ze een heel goed oogje voor. Fabian was er zo eentje. Ik was zelf heel zuinig op mijn knikkers. Ik kon een hele middag in de voortuin in mijn eentje met de knikkers spelen. Ik had niet per se de ander nodig. Dat competitief knikkeren op het schoolplein was best leuk om te doen, maar meer voor de lol.
Fabian zag het anders. Hij bleef maar zeuren om een potje te doen. En maar vragen, vragen, vragen. Hoe vaak ik ook ‘Nee’ zei, hij kwam maar terug. Als hij dan zag dat ik met een ander klasgenootje een potje deed, stond die weer bij me: ‘Zullen wij nu?’
Dus toen ik een keer ‘Ja’ zei om van het gezeur af te zijn, ging hij gelijk voor de grootste inzet.
We gingen de grootste knikkers die we hadden tegen elkaar inzetten. Dat beviel me totaal niet. Ik was zuinig op die grote jongens. Maar ik had ja gezegd, dus ik zei hier ook maar ‘Ja’ tegen. Geen idee waarom.
Op de een of andere manier manipuleerde hij me zo dat we de mooiste knikker die we hadden tegen elkaar inzetten. Of nou ja, hij maakte me wijs dat hij ook zijn mooiste ging inzetten.
Vraag me niet hoe. Ik was niet per se heel goed in dit spel. Maar.
Ik won.
Tot mijn en zijn verbazing. Meteen daarna zei hij: ‘Nu twee tegen twee.’
Maar ik had hem door. Hij zou net zo lang spelen tot hij zijn eigen inzet weer terug had gewonnen, plus misschien wel meer. Net zo lang spelen tot hij de overwinnaar was. Dat was zijn game. Zo kwam hij aan al die knikkers. Iedereen verslaan die zwakker oogde.
Ik weigerde zijn revanche.
Ik snap zijn tactiek wel. Toen ik studeerde, was poker een ding. Er waren veel studenten die in de avonduurtjes online pokerden en er grof geld mee verdienden.
Ze waren niet per se supergoed. Maar wat ze deden, was altijd potjes spelen tegen mensen die minder goed waren dan zij. Zo verzamelden ze duizenden euro’s per maand. Ik had een studiegenoot die het net zo snel weer uitgaf. Tot de belastingdienst om de hoek kwam kijken en de pokerinkomsten als verkapt loon zag.
Ai.
Ik zat in de eerste coronalockdown in 2020 de Michael Jordan-documentaire te bekijken op Netflix. The last dance.
De basketballer was niet alleen supergetalenteerd, maar hij was er ook zo een die zich graag superieur voelde ten opzichte van anderen. Winnen was niet goed genoeg. Hij wilde graag anderen vernederen. Net zoals hij zijn ploeggenoten tijdens trainingen tot het uiterste dreef met gepest. Constant hun inzet ten twijfel trekken. Constant roepen dat ze er niets van bakten. Constant via deze mind games anderen tot “grote hoogtes brengen”.
Een bloedzuiger pur sang.
Alles was een competitie voor hem. Zelfs een ontspannen potje golf met vrienden moest om geld draaien. Wie wint, krijgt de pot.
Ik had het wel geweten als hij me uitdaagde: dikke doei.
Ik weet wat je denkt: als je echt de beste wil zijn, moet je een klootzak durven zijn. Het zijn in ieder geval de mensen die we vereren in onze samenleving.
Wat zegt dat over ons, dat we de klootzakwinnaars toejuichen en de verliezers negeren?
Veel uitgeroepen helden in onze wereld zijn echte klootzakken.
Steve Jobs was een klootzak. Na het lezen van zijn biografie van Walter Isaacson had ik weinig bewondering meer over voor Steve. Hoe hij zijn werknemers in twee kampen verdeelde om ze tegen elkaar te laten strijden en de verliezende partij vernederde met zijn woorden.
Je kan het als een geniale zet zien. Darwin op de werkvloer. Maar vele huwelijken zijn toen gestrand. Vele werknemers hebben het moeten bekopen met hun mentale gezondheid.
If you can’t stand the heat, don’t stay in the kitchen.
Wellicht.
Maar dan nog. Jobs’ wereldbeeld was dat de wereld bestond uit ‘geniale mensen’ en ‘waardeloze mensen’.
Absurd.
We praten dit wereldbeeld goed door hem te bewonderen om zijn resultaten. Door hem een moderne Tesla of Edison te noemen. Maar je kan hem ook gerust als een dictator omschrijven.
Hij had een enorm wispelturig karakter. Jobs kon je de ene dag enorm prijzen en praten alsof je de Dalai lama zelf was. De volgende dag vernederde die je waar iedereen bij stond als de grootste sukkel die er ooit heeft rondgelopen. Aantrekken en afstoten. Continu.
Ik weet niet eens of dictator het juiste woord is. Eerder een tiran.
Of kijk naar Trump. Die ziet de wereld door de bril van winnaars en verliezers. En op de een of andere manier maakt hij van elke situatie zichzelf de winnaar en dus de rest als loser.
Lijkt mij dodelijk vermoeiend, zo zijn.
Schrijver Ryan Holiday omschrijft in zijn boek Stillness is the key het leven van Tiger Woods. De succesvolste golfer ooit.
Hij had een vader die de wereld in winnaars en verliezers deelde. Tiger werd zijn gehele jeugd gekleineerd door zijn pa, als mentale training om de beste golfer ooit te worden. Als ze samen golf speelden, speelde de pa vals om toch te winnen van zijn zoon. Om het er vervolgens in te wrijven waarom Tiger niet had gewonnen. Zijn ma kon er ook wat van: “You will never, ever ruin my reputation as a parent because I will beat you.”
Tiger Woods heeft zijn gehele kindertijd aan golfen besteed. Toen hij drie jaar was, versloeg hij al tienjarige kinderen. Op zijn tiende won hij van zijn pa. Al voordat hij professioneel golfer werd, wist de wereld al dat dit de meest succesvolle speler ooit ging zijn.
Tiger was geen aardige man. Hij zag iedereen om hem heen als zwak. Iedereen mocht blij zijn dat ze in zijn leven mochten zijn. Als hij at met vrienden en zijn bord was leeg, stond Tiger op en vertrok zonder een woord te zeggen. Als hij geen zin meer had in bepaalde mensen in zijn leven, verbrak die zonder uitleg elk contact.
Ook het golfspel zelf ging niet meer om winnen: ‘Winning was fun. Beating someone’s even better’, zei hij.
Hij werd steeds agressiever en onredelijker op de golfbanen. Maar hij bleef winnen.
In de avonduren leefde hij als een hedonist: hoeren bezoeken en uitgaan. Hij had er recht op, vond hij. Hij stond boven alles en iedereen.
Niet alleen dat. Hij kreeg een obsessie met soldaat worden. Hij ging trainen met NAVY seals om zijn droom uit te laten komen. Tientallen keren uit vliegtuigen springen met een parachute en dat soort dingen. Wat hem waarschijnlijk de knieblessure opleverde die zijn downfall werd.
Toen hij zes maanden thuis zat door die knieblessure kwam zijn geheime leven aan het licht. Zijn affaires. Zijn bezoek aan prostituees. Hij ging naar bed met de 21-jarige dochters van zijn beste vrienden… Zijn vrouw scheidde van hem en nam een groot deel van het geld mee. Hij ging in ‘sex rehab’, zei vele malen sorry, ging bijna failliet en won vervolgens in tien jaar geen enkele prijs meer met golf.
Ik ben niet de persoon om hem te veroordelen hierop. Ik heb alleen heel veel medelijden. Met zijn jeugd. Met zijn verslavingen. Zijn onmenselijke persoonlijkheid. Hij had alles gewonnen, maar was diep ongelukkig. Hij had alles, maar was alleen maar een tiran voor de mensen om hem heen.
Ik snap dat dit de uitersten zijn van een winnaarsmentaliteit hebben.
Maar klink ik heel duister als ik zeg dat je al je gewonnen bekers en medailles niet mee kan nemen je graf in? Ze roemen je op je begrafenis niet om wat je hebt bereikt, maar om wie je was als persoon.
Het gaat niet om gelijk hebben, maar om begrepen worden.
Het gaat niet om winnen, maar om de gezamenlijke gezelligheid.
Ik weet het. Dit klinkt heel erg geitenwollen-sokken-achtig.
Nou. Dan ben ik maar een geitenwollen-sokkenpersoon.
Ik word regelmatig geconfronteerd door mensen die als een winnaar denken. Andere schrijfaccounts bijvoorbeeld, die me dm’en en me er eventjes half cynisch op wijzen dat mijn volgers-aantallen al een tijdje naar beneden gaan.
Ow. Oké. Bedankt voor het vermelden. Voel je je nu beter dan ik?
Ik ben niet in competitie met andere schrijfaccounts. Ik haal geen motivatie uit het aantal volgers. Als het omhoog gaat, doet het me weinig. Als het omlaag gaat, doet het me weinig.
Het enige wat echt telt, zijn mensen die mijn romans kopen, omdat ze het willen lezen. Mensen die zich abonneren op mijn dagelijkse mail, omdat het iets aan hun leven toevoegt, zoals jij .
Dat zijn getallen die niemand kan zien. Maar het bepaalt wel voor mij wat er echt toe doet om te leven van mijn schrijverschap.
We kijken naar de verkeerde getallen en resultaten van winnaars. We vereren het verkeerde gedrag.
Liever één oprecht compliment van iemand die mijn woorden heeft begrepen, dan 100.000 volgers erbij krijgen. Liever dankbaar zijn voor de mensen om me heen, dan me gedragen als een klootzak.
Liever een leuke avond een bordspel spelen en keihard verliezen door mijn eigen dronkenschap, dan de lol ervan inzien om iedereen te verslaan tot niemand meer met me wil spelen.
Zo zie ik het.
Hoe zie jij het? Liefs, Tomson |